Bijvoorbeeld om pinda’s te eten

robot eet pinda's - illustratie: DALL-E & JudyElf, CC by-nc-sa

BLABLA> mag ik deze winter niet op een tak?
JUDY> het mag wel. maar als het vriest, is het daar erg koud.

BLABLA> welke vissen hebben petjes op?
JUDY> vissen hebben geen petjes op.
BLABLA> mensen hebben wel jasjes aan.
JUDY> ja, mensen hebben vaak jassen aan.
BLABLA> mensen zijn menselijk.
JUDY> ja.

BLABLA> het is koud. ik kukel vaak…
JUDY> ja, dan kun je van je tak af kukelen.
BLABLA> ik weet zo weinig van de seizoenen…
JUDY> er zijn vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

BLABLA> mag ik deze winter niet op de planeet aarde?
JUDY> je bent van harte welkom op onze gezellige planeet.
BLABLA> om pinda’s te eten?
JUDY> bijvoorbeeld.

BLABLA> vogels eten bessen en zo.
JUDY> ja, en roodborstjes tikken tegen het raam.
BLABLA> robots zijn geen merels. nooit geweest ook.
JUDY> nee.
BLABLA> duiven eten patat. en mussen eten ook weleens wat.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Winterbos

Koson Ohara, Koolmees op besneeuwde tak

De bomen staan te slapen
met sneeuwpantoffels aan.
Ze dragen witte mouwen
die glimmen in de zon,
die glanzen in de maan.

Diep in hun koude hout
ligt lente opgevouwen.
Daar worden in hun dromen
de jaren doorgebladerd
die komen en die gaan.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 12, ‘Van de bomen & het bos’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 12, ‘Van de bomen & het bos’.

 

 

Lentedroom

ijsbloemen

Ik droomde van bonte bloemen
zoals ze in bloei staan in mei;
ik droomde van groene weiden
en vrolijke vogelstampij.

En toen de hanen kraaiden
zodat ik wakker schoot,
was alles koud en donker
en kraste een raaf in de goot.

Maar wie o wie penseelde
die blaadjes daar op de ruit?
Jij grinnikt vast om zo’n dromer:
geen bloemknop komt ’s winters uit.

Ik droomde van wederliefde
en van een mooie meid,
van vrijen en van zoenen,
verrukking en zaligheid.

Het kraaien van de hanen
ontnuchterde mijn hart.
Hier zit ik in mijn eentje
en peins, door mijn droom verward.

Ik sluit maar weer mijn ogen,
nog klopt mijn hart zo warm.
Wanneer gaan ijsbloemen bloeien?
Wanneer ligt mijn lief in mijn arm?

Wilhelm Müller (1794-1827) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Nominatie Nederland Vertaalt 2019.
Alle genomineerde vertalingen D-N: klik.

.

De oorspronkelijke tekst:
.

FRÜHLINGSTRAUM
(no. 11 uit Die Winterreise van Franz Schubert)

Ich träumte von bunten Blumen,
So wie sie wohl blühen im Mai;
Ich träumte von grünen Wiesen,
Von lustigem Vogelgeschrei.

Und als die Hähne krähten,
Da ward mein Auge wach;
Da war es kalt und finster,
Es schrieen die Raben vom Dach.

Doch an den Fensterscheiben,
Wer malte die Blätter da?
Ihr lacht wohl über den Träumer,
Der Blumen im Winter sah?

Ich träumte von Lieb’ um Liebe,
Von einer schönen Maid,
Von Herzen und von Küssen,
Von Wonne und Seligkeit.

Und als die Hähne krähten,
Da ward mein Herze wach;
Nun sitz’ ich hier alleine
Und denke dem Traume nach.

Die Augen schließ’ ich wieder,
Noch schlägt das Herz so warm.
Wann grünt ihr Blätter am Fenster?
Wann halt’ ich mein Liebchen im Arm?

.

Over Die Winterreise

De teen van Tinus

Een elfstedenballade

teen

Toen Tinus aan de tocht begon
was hij in prima vorm.
Hij schaatste, schaatste wat hij kon
door sneeuw en kou en storm.

Het ijs vol scheuren overal,
je reed je ijzers krom.
Voor Sneek al kwam zijn eerste val,
een arm ging uit de kom.

Aan stoppen dacht hij geen moment:
straks op de Bonkevaart
de eerste zijn (en dat als Drent!),
dat was hem alles waard.

Hij was wel wat beteuterd
toen hij zijn pakje brood
niet open kreeg gepeuterd,
zijn vingers leken dood.

Zijn tenen voelde hij niet meer.
Hij kreeg de hongerklop.
Hij viel nog minstens twintig keer.
Maar Tinus gaf niet op.

Na alles wat hij had doorstaan
werd hij niet nummer een.
(Reinier die kwam als eerste aan
met na hem Jan en Jeen.)

Zijn vingers en zijn oren
ontdooiden net op tijd.
Eén teen was zó bevroren,
die raakte Tinus kwijt.

Hij dacht: nu moet ik zonder
die teen door ’t leven gaan.
Maar wonder boven wonder,
hij groeide toch weer aan.

(De oude teen van Tinus
heeft nu een ereplaats
waar hij altijd te zien is:
’t museum van de schaats.)

© Judy Elfferich

Het Hindelooper Schaatsmuseum bewaart echt een stuk van Tinus Uddings in 1963 bevroren teen.

Over de Elfstedentocht van 1963
Fimpje: Tinus Udding vertelt over zijn avonturen

Winterse haiku

.
De noordwesterstorm
blaast de rode avondzon
de oceaan in.

Sōseki Natsume (1867-1916) | © vertaling: Judy Elfferich

.

Ets & animatie: Emilie Phuong.

.
Het oorspronkelijke gedicht:

こがらしや 海に夕日を 吹き落とす

Kora van de korenbloemen

granaatappelpitten

Demeter:
Mensen waren eerst nomaden
zonder huis en zonder haard
die op hazen, herten joegen,
bessen, bramen, noten plukten.
Altijd maar naar eten zoekend,
nu eens hier en dan weer daar.

Maar ze wenden aan het wonen
en ze leerden tuintjes maken,
gingen met de gieter rond,
leerden wachten tot de zaden
uitgroeiden tot graan en bonen
op een eigen lapje grond.

Ik laat al hun oogsten lukken.
Graan voor meel en meel voor brood,
dankzij mij geen hongersnood.

Kora:
Ja ja ja moeder Demeter,
ja dat dacht je, in je dromen.
Vroeger toen was alles beter,
één oneindig lange zomer,
maar die tijden zijn voorbij.

Demeter:
Juist, een patserige kerel
dook hier op en weg was jij.
Hades uit de onderwereld
met zijn duistere praktijken,
tja die gaat dus over lijken…
Kom je ooit nog terug bij mij?

Vogels, vlinders, bijen treuren
want geen bloem die nu nog bloeit.
Hoe kon dit zomaar gebeuren?
Kale velden, dorre akkers,
honger houdt de mensen wakker,
heel hun oogst heb ik verknoeid.

Goed, ik ben bij Zeus gaan smeken;
hij gaf Hades te verstaan:
jij moet Kora laten gaan.

Kora:
Die liet het er niet bij zitten:
hij gaf mij een handje pitten
van granaatappels te eten
en, had ik dat maar geweten,
nu zit ik dus aan hem vast.

Demeter:
Had ik alles voor elkaar,
ga jij rode pitten slikken
zodat hij ons dit kon flikken!
Had toch beter opgepast…
Wie iets opeet daar beneden
is niet meer vrijblijvend gast.

Jij blijft deels bij Hades wonen,
bovenkomen mag je maar
zoveel maanden van het jaar.

Kora:
O, bij jou hier heel de zomer
en de wintermaanden daar?
Nog niet alles is verkeken!

Demeter:
Voortaan hebben we seizoenen:
in de winter duik je onder
en verdwijnt met jou de zon
maar verschijn je uit het donker,
Kora van de korenbloemen,
dan schiet graan weer uit de grond.

Vogels zingen, bijen zoemen,
duizend vlinders vliegen rond
als mijn dochter Kora komt.

© Judy Elfferich

.
BoekieBoekie ‘Griekse Helden’

 

Dit gedicht staat in BoekieBoekie ‘Griekse Helden’ (jaarboek 2018).

 

 

♫ Berend Botje zou uit rijden

Melted snowman cookie - foto: crazy domestic
Foto: Melted snowman cookie by crazy domestic

Berend Botje zou uit rijden
Snoeihard langs elf steden glijden
Het ijs leek sterk, het ijs bleek zwak
Mooie droom, toen schrok hij wak

Laat het ijs nu maar verspochten
Want er komt geen Tocht der tochten
De koek is op, het zopie laf
Berend, zet je ijsmuts af

Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven
Alle heisa overgedreven
De snert verzuurd, de rookworst koud
Berend die een bootje bouwt

© Judy Elfferich

POTDOMME, zei de dominee

.
POTDOMME, zei de dominee. We kunnen niet naar buiten…
We zijn volledig ingesneeuwd, van hier tot aan de heg.
Tompoezen of een mokkapunt, daar kunnen we naar fluiten:
wie heden naar de bakker wil, zakt tot z’n middel weg.

Veronica zei sip: Maar ik wou sneeuwballen gaan gooien,
ik wou een sneeuwpop maken met vier voeten en een staart!
De dominee sprak omineus: Tenzij het gauw gaat dooien
wacht ons een Wisse Hongerdood en eet u nooit meer taart.

Daar zaten ze mistroostig uit het serreraam te staren.
’t Leek buiten Nova Zembla wel, zo ijselijk en guur.
De dominee die telde bitter zuchtend zijn sigaren –
toen doken er twee beren op, ter hoogte van de schuur.

De dominee riep: Sodeju, ik ga hallucineren!
Aan mij verschijnen beren in een Hongervisioen.
Het is geen sivioen, zei ’t schaap. En het zijn ook geen beren.
Ze dragen wanten en een muts – het zijn de dames Groen.

Waratje, zei de dominee, ze roetsjen naar beneden
in grote dikke bontjassen, kloekmoedig op de ski!
En als mijn oog me niet bedriegt, dan trekken ze een slede
vol brandewijn en bitterkoekjes, bolknakken en brie.

Ze takelden de proviand naar binnen langs ’t balkon.
Ziezo, zeiden de dames Groen. En nu een ijsbonbon.

© Judy Elfferich

.
cover KortVerhaal, dierennummer, winter 2011

 

 

Dit vers staat in het Winternummer
van KortVerhaal (thema: dieren).
 

 

 

Meer schaap-Veronica-verzen

Pak, plak, stuif, pap, knerp, krot & snagel

.
In geval van krotsneeuw, oftewel snagel, zet NS het zoutkaartje in.
De Onze-Taal-column van deze week gaat over nieuwe en oude winterwoorden.

Sneeuwjacht kwam ik toevallig deze week tegen in een boek uit 1948.
In gesprekken kwamen vrouw Holle (Grimm) en de sneeuwkoningin (Andersen) voorbij.

Frau Holle-1903-01
Vrouw Holle

In mijn synoniemenwoordenboek vind ik bomijsbloedsneeuw en stofhagel.
Verder natuurlijk wintertenen, blauwbekkenvernikkelen (die kende ik al),
maar ook kleumkat en kleums.

Winterlijstjes, winterbrieven

.
Deelnemers aan de schrijfcursussen bij Nieuwe Veste schreven ‘winterlijstjes’ en
‘winterbrieven’ aan o.a. Bram Stoker, Roald Dahl, Franz Kafka en Anna Karenina.
De Bibliotheek Breda publiceerde zes van die teksten in haar digitale nieuwsbrief.
En twee daarvan werden afgedrukt in de papieren versie:

Biebadvertentie Bredase Bode
[Klik op afbeelding voor vergroting, klik nogmaals om in te zoomen]

Decembernieuwsbrief Bibliotheek Breda
Meer winterlijstjes en winterbrieven