Ik droomde van bonte bloemen
zoals ze in bloei staan in mei;
ik droomde van groene weiden
en vrolijke vogelstampij.
En toen de hanen kraaiden
zodat ik wakker schoot,
was alles koud en donker
en kraste een raaf in de goot.
Maar wie o wie penseelde
die blaadjes daar op de ruit?
Jij grinnikt vast om zo’n dromer:
geen bloemknop komt ’s winters uit.
Ik droomde van wederliefde
en van een mooie meid,
van vrijen en van zoenen,
verrukking en zaligheid.
Het kraaien van de hanen
ontnuchterde mijn hart.
Hier zit ik in mijn eentje
en peins, door mijn droom verward.
Ik sluit maar weer mijn ogen,
nog klopt mijn hart zo warm.
Wanneer gaan ijsbloemen bloeien?
Wanneer ligt mijn lief in mijn arm?
Wilhelm Müller (1794-1827) | © vertaling: Judy Elfferich
.
Nominatie Nederland Vertaalt 2019.
Alle genomineerde vertalingen D-N: klik.
.
De oorspronkelijke tekst:
.
FRÜHLINGSTRAUM
(no. 11 uit Die Winterreise van Franz Schubert)
Ich träumte von bunten Blumen,
So wie sie wohl blühen im Mai;
Ich träumte von grünen Wiesen,
Von lustigem Vogelgeschrei.
Und als die Hähne krähten,
Da ward mein Auge wach;
Da war es kalt und finster,
Es schrieen die Raben vom Dach.
Doch an den Fensterscheiben,
Wer malte die Blätter da?
Ihr lacht wohl über den Träumer,
Der Blumen im Winter sah?
Ich träumte von Lieb’ um Liebe,
Von einer schönen Maid,
Von Herzen und von Küssen,
Von Wonne und Seligkeit.
Und als die Hähne krähten,
Da ward mein Herze wach;
Nun sitz’ ich hier alleine
Und denke dem Traume nach.
Die Augen schließ’ ich wieder,
Noch schlägt das Herz so warm.
Wann grünt ihr Blätter am Fenster?
Wann halt’ ich mein Liebchen im Arm?
.