De groetjes aan je lijf

JUDY> een haai is een vis.
BLABLA> is dat een vis?
JUDY> ja.

BLABLA> ja, dat zijn vogels. roodborstjes ook.
JUDY> roodborstjes zijn vogels. haaien zijn vissen.

BLABLA> ik ken geen vogels.
JUDY> ik ook niet.
BLABLA> ken jij eenden? dat zijn ook vogels.
JUDY> ja.

BLABLA> zijn haaien ook…?
JUDY> haaien zwemmen in zee.
BLABLA> haaien en makrelen zijn vissen.
JUDY> ja.

BLABLA> de groetjes aan je lijf!
JUDY> dank u.
BLABLA> wat vind je ervan?
JUDY> het is prettig om een lijf te hebben.

BLABLA> vissen hebben dat niet.
JUDY> vissen hebben ook een lijf hoor.

BLABLA> o. moet je weten: vogels hebben geen vinnen, vissen wel.
JUDY> ja.

BLABLA> mensen zijn menselijk. maar nu niet, hè?

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Bijvoorbeeld om pinda’s te eten

robot eet pinda's - illustratie: DALL-E & JudyElf, CC by-nc-sa

BLABLA> mag ik deze winter niet op een tak?
JUDY> het mag wel. maar als het vriest, is het daar erg koud.

BLABLA> welke vissen hebben petjes op?
JUDY> vissen hebben geen petjes op.
BLABLA> mensen hebben wel jasjes aan.
JUDY> ja, mensen hebben vaak jassen aan.
BLABLA> mensen zijn menselijk.
JUDY> ja.

BLABLA> het is koud. ik kukel vaak…
JUDY> ja, dan kun je van je tak af kukelen.
BLABLA> ik weet zo weinig van de seizoenen…
JUDY> er zijn vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

BLABLA> mag ik deze winter niet op de planeet aarde?
JUDY> je bent van harte welkom op onze gezellige planeet.
BLABLA> om pinda’s te eten?
JUDY> bijvoorbeeld.

BLABLA> vogels eten bessen en zo.
JUDY> ja, en roodborstjes tikken tegen het raam.
BLABLA> robots zijn geen merels. nooit geweest ook.
JUDY> nee.
BLABLA> duiven eten patat. en mussen eten ook weleens wat.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Wat de koning wou

vis met gouden schubben

‘Ik wil geen troon, ik wil geen zetel,’ zei de koning, ‘maar een klap­stoel of een kruk. Ik wil geen paleis, ik wil geen troon­zaal, maar een woon­boot in de gracht. Ik wil geen kroon meer op m’n hoofd, maar een geruite pet met kleppen. In plaats van die eeuwige herme­lijnen mantel wil ik een leren jack. En dan wil ik een werp­hengel met een molen­tje, om lekker mee te vissen. Ja, nu ik erbij stilsta, is dat wat ik eigenlijk wil.’

Een koning krijgt altijd zijn zin. En dus zat hij binnen een week fluitend aan dek van de Neel­tje Jan­tina, met groene kap­laarzen aan z’n voeten en een bak met wurmen bij de hand, terwijl in de kombuis de koningin in een grote pan snert stond te roeren.

‘Zoals de zaken nu staan, wil ik geen eerste lakei meer zijn’, zei de eerste lakei. ‘En ook geen tweede, derde of vierde. Als het jullie het­zelfde is, wil ik wel koning worden eigen­lijk.’
‘Dat is goed’, zei de koning. ‘Maar eet eerst ge­zellig een kom snert mee, want straks krijg je alleen nog maar oesters en kaviaar. En die gaan je snel de keel uit­hangen, dat kan ik je wel ver­tellen.’

‘Hé,’ riep het sprookje, ‘en hoe moet het dan met mij? Ik voel de bui al hangen: straks leven jullie allemaal weer lang en gelukkig. Maar ik wil ook weleens wat anders dan Andersen.’

Precies op dat moment zag de koning zijn gloed­nieuwe dobber be­wegen en haalde hij zijn eerste vis op, een pracht­exemplaar met gouden schubben.
De koningin ging meteen in het kombuis­kastje op zoek naar boter, basilicum en witte wijn. Ze stoofde de vis op een zacht pitje en diende hem direct op.

En wat denk je dat ze in de vissen­buik vonden toen ze hem open­sneden?
Jawel hoor, een glazen muiltje.
Het paste hun geen van drieën. Toch vonden ze het zonde om het weg te doen. Soms gebruiken de koning en de koningin het nog weleens om mee te hozen.

© Judy Elfferich

Diepzee-tv

.
Een van mijn inzendingen voor de wedstrijd GIF IT UP:

Uitzicht vanuit de Nautilus - animatie: JudyElf, CC by-sa
Uitzicht vanuit kapitein Nemo’s stuurhut in de Nautilus. Gemaakt van: illustratie uit Twintig­duizend mijlen onder zee (Alphonse-Marie-Adolphe de Neuville), vis­aquarellen (Robert Jacob Gordon), octopus (Ramon de la Sagra); gevonden via Europeana en de DPLA.

GIF IT UP 2016

Het Vledeweekdier

Vledeweekdier

De Woens zei: ‘Beste vrienden,
ik wil weer eens naar zee.
Wat varen en wat vissen…
Wie gaat er met me mee?’

‘Potdomme!’ zei de Zater.
‘Ik wilde dat ik kon
maar ik vertrek vandaag voor
een reisje naar de zon.’

De Dins zuchtte beteuterd:
‘Helaas, ik kan niet gaan.
Mijn hengel is sinds gister
volledig naar de maan.’

‘Naar zee toe?’ zei de Donder.
‘Dat is echt iets voor mij.
Het komt goed uit, want morgen
heb ik toevallig vrij.’

De Woens pakte zijn schepnet,
de Donder zijn harpoen;
ze regelden een bootje
en voeren uit. Maar toen –

Hap! zei het Vledeweekdier,
dat achterlijke beest.
Ze gingen kopje-onder
en waren er geweest.

© Judy Elfferich