Husselstukje

husselstukje

Nee! Ik ben geen stukje zee.
Zucht… ik ben geen stukje lucht.
En ach, geen wapperende vlag.

Echt, ik ben heel anders blauw.

Ik ben een stukje overal,
een stevig stukje rechtermouw
van iemand in een geitenstal.

1000 stukjes klopte ooit –
maar hier ben ik nu 1001,
daar viel een gat toen ik verdween.

Wie heeft ons door elkaar gegooid?

O, wat is dit hopeloos.
Ik zit in de verkeerde doos.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 30, ‘Speelgoed

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 30, ‘Speelgoed’.

 

 

Een tekening van waar ik woon?

kind met rugzakje

Oké, geef maar een blaadje.
Ik vouw het dubbel, en weer open.

Links teken ik een halve flat
met fietsen op de galerij.
Een zijkamer, een opklapbed,
rugzakje op de kruk ernaast.

Rechts komt een halve boerderij
met tennisbaan en bijgebouw.
Een wei waar paarden lopen,
rugzakje op een paaltje.

En o ja, links vijf cavia’s
en rechts twee hazewinden.

Eh, waar je míj kunt vinden?
Ertussen. Ik woon in de vouw.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 29, ‘Thuis

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 29, ‘Thuis’.

 

 

Schollevaar

aalscholver - foto: Jim Whitaker @ Flickr, CC by-nd

Schollevaar, wat sta je daar
op die paal, onafgebroken,
met je vleugels wijd gespreid?

Kom je ons hypnotiseren,
levend standbeeld, kormoraan?
Kom je onheil profeteren,
zwarte engel, dominee?

Hang je aan de lucht genageld
na je laatste avondmaal,
welbekende martelaar?

Regel je het grensverkeer
tussen land en lucht en water,
strenge wachter, douanier?

Gluur je in de dieperik,
totemvogel, vissenschrik?
Heb je scholen toegesproken,
vrachten zilver opgedoken?

Eb wordt vloed en vroeger later;
op de roltong van de zee
telkens weer een nieuw verhaal.

En jij staat daar, staat daar maar,
vogel uit vervlogen tijd,
schollevaar.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’.

 

 

Vandaag werd ik verrast met deze Franstalige versie:

.
CORMORAN

Cormoran, que fais-tu là,
haut perché et immobile,
tes grandes ailes déployées ?

Tu veux nous hypnotiser,
sans bouger, corbeau pêcheur ?
Tu veux nous porter malheur,
ange noir, prédicateur ?

Tu serais cloué au ciel,
à la croix après la cène,
toi, martyr si renommé ?

Tu surveilles tout va-et-vient
sur la terre, dans l’eau, dans l’air,
douanier, gardien sévère ?

Tu scrutes l’eau en profondeur,
totem noir, oiseau terreur ?
Tu t’adresses aux bancs de truites
pour les avaler ensuite ?

Marée haute suit marée basse ;
le passé devient futur
et la mer roule ses récits.

Toi, tu restes là, perché,
droit et fier, oiseau d’antan,
cormoran.

© vertaling: Jan Robert Braat

Met dank aan Jan Robert Braat (klik) voor zijn toestemming om de vertaling hier te posten.

Bedacht

bedacht

Er was eens een heelalletje,
dat had zichzelf bedacht.

‘Waar haal je het vandaan?’
wou ’t Zwarte Gatblad weten.
‘Hoe krijg je ze verzonnen,
al die sterren en planeten?’

‘Het ging met een klein knalletje,
een heel bescheiden scheetje
gewoon maar uit verveling.
Dat gaf een beetje speling
voor wat verbeeldingskracht.’

‘En toen ben je zo uitgedijd.
Hoe pakte je dat aan?’

‘Dat is vanzelf gegaan.
Maar nu is overal altijd
gewemel en gehemel…
Waar ben ik aan begonnen?
Ik wil weer gapend niksen,
ik ga die mikmak fiksen
en word weer niemendalletje.’

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 28, ‘Het heelal

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 28, ‘Het heelal’.

 

 

Jij bij mij

.
Verschenen als poëzieposter bij Plint:

Plint-poëzieposter Jij bij mij
[Klik op afbeelding voor meer info | tekst: © Judy Elfferich | beeld: © Grootzus]

.
JIJ BIJ MIJ

De deurknop glundert, blij verrast.
De bel begint te zingen.
De deur knerpt: ‘Toe maar, loop me plat!’
‘Welkom! Welkom!’ blaft de mat.
De kapstok buigt en aait je jas.

Kaarsjes staan in vuur en vlam.
Tulpen wiebelen op hun stelen
en draaien zich naar jou.
Er trilt een snaar van de gitaar:
‘Hee, wil je samen spelen?’

Twee stoelen schuiven naar elkaar.
Twee glazen giebelen in de kast.
‘Hè hè, waar bleef je nou?
We dachten dat je nooit meer kwam…’
verzuchten alle dingen.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 29, ‘Thuis

 

Dit gedicht staat ook in DICHTER. 29, ‘Thuis’.

 

 

Geloofwaardig

Geloofwaardig (gemaakt van tekeningen door Edward Lear) - animatie: JudyElf, CC by-nc-sa

Geloof jij in de liefde?
Geloof je in het lot?
Geloof je in diëten?
Geloof je in een god?

Geloof jij in een weerwolf,
een eenhoorn of een elf?
Geloof je in kabouters?
Geloof je in jezelf?

Geloof jij in het toeval?
Geloof je in het kwaad?
Geloof je wat op Insta
of in de sterren staat?

Geloof jij dat er leven is
op andere planeten?
Geloof je dat er dingen zijn
die wij niet kunnen weten?

Geloof jij in de toekomst?
Geloof je in het geld?
Geloof je zomaar alles
wat iemand je vertelt?

Mij maak je heus niks wijs.
Alleen een ijzersterk verhaal
geloof ik altijd – even – helemaal.

© Judy Elfferich

Over suspension of disbelief

.
DICHTER. 20, ‘Geloof’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 20, ‘Geloof’.

 

 

De Wollefop

Wollefop

De Wollefop wist niet zo goed
wat hij van zichzelf moest maken.

Is dus zomaar wat gaan haken, babyblauw
breide hij er beetjes bij, knoopte eindjes aan elkaar,
punnikte een flinke staart.

Maar soms liet hij steken vallen, raadselblauw
raakte er een draadje los, of er kwam een mot voorbij
die een hap nam uit z’n vacht.

En een keer werd hij gewassen, zeeziekblauw
in het veel te hete sop… Toen wist hij het echt niet meer,
voelde zich een prullig vod.

Hingen ze hem kletsnat op, bibberblauw
met een knijper aan z’n oor. Is hij van de lijn gewaaid,
vloog over de hoogste daken

tot hij neerkwam voor mijn deur, wazigblauw
lag hij zielig in de prut. Dus maar zacht voor hem gezongen,
hem voorzichtig uitgewrongen.

Kijk, hij krijgt alweer wat kleur, knipoogblauw
glimt z’n opgelapte snuit. Alle rafels vastgenaaid,
vale plekken weggeaaid.

Vraagt vergeet-me-nietjes-blauw: ‘Blijven slapen?’
Eindelijk weet hij wat hij wou,
de Wollefop.

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht maakt deel uit van het kunstproject In Between van Lea Adriaans & friends.

kunstproject In Between

.
DICHTER. 7, ‘Blauw’

 

Eerder is het gepubliceerd in DICHTER. 7, ‘Blauw’.

 

 

Monument: The Movie

graf van onbekende soldaat

Hier ligt de onbekende soldaat.
Spoel even terug naar het perron
waar hij met lood in zijn schoenen
zijn liefje vaarwel staat te zoenen
voordat hij vertrekt naar het front.

Niet lang daarna, bericht: hij wordt vermist.
Hun baby is dan net geboren.
Kijk, hier heeft ze de kleine op schoot
in de schuilkelder waar ze vaak zaten.
Gefluit van granaten, de dreun van de dood.

Kijk, naast ze de nicht en de tante
die verboden kranten bezorgden,
die bedreigde mensen verborgen
tot een vlijtige buur ze verraadde.
Zoom even in op hun gezicht.

De baby overleefde en werd groot.
Spoel even door naar het perron
waar zij met lood in haar schoenen
haar liefje vaarwel staat te zoenen
als ook hij naar de oorlog gaat.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 27, ‘Twee minuten

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 27, ‘Twee minuten’.

 

 

Versvoeten

bord Lindelaan

Leentje liep op lettergrepen
langs de lange Lindelaan.
Lotje kwam huppelend achter haar aan.

Leentje ging wat gekke woorden
uitproberen op haar pas.
Lotje wou weten welk liedje dat was.

‘Liedewiedewiet’, zei Leentje.
‘Nu nog niet, maar ’t wordt er eentje.
Jolifanto schampa wulla,
tilla lalla tilla lalla,
tilla loola tilla loola.’

Lotje vond een kiezelsteentje
en ze hinkelden een potje,
maakten van de Lindelaan
hun allerlangste hinkelbaan.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 26, ‘Poëzie

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 26, ‘Poëzie’.