We deden dat het oorlog was

Edvard Munch, Troost

Wij waren de arme de zielige kinderen
gerafelde jurken niks aan onze voeten
We hadden geen ouders geen huis en geen brood

We moesten maar stilzitten op onze hurken
samen onder de trap met een pan op ons hoofd
Waren blauw van de kou
We kauwden op zoethout en gras

We mochten niet praten dus moesten we seinen
Er hingen spionnen rond in de gordijnen
Wat waren we bang en wat duurde het lang

En o wee als ze kwamen de wrede soldaten
de moffen de Vikingen en de Romeinen
Kregen die ons te pakken dan zouden we boeten
Ja dan moesten we mee

In de kelder stond water in de gang lagen mijnen
en toen viel jij flauw en toen redde ik jou
Ik voerde je wurmen en kakkerlakken

Voor mij was er helemaal niks meer te eten
dus toen ging ik dood en moest jij me begraven
op het veldje van eer in de tuin naast de kat
Je was diep in de rouw

Wat een ridderlijk lot wat een siddergenot
als we oorlogje speelden wij twee
De echte was jaren en jaren geleden

Misschien dat toen andere eerdere kinderen
om zich niet te vervelen
deden dat het vrede was

© Judy Elfferich

Winterbos

Koson Ohara, Koolmees op besneeuwde tak

De bomen staan te slapen
met sneeuwpantoffels aan.
Ze dragen witte mouwen
die glimmen in de zon,
die glanzen in de maan.

Diep in hun koude hout
ligt lente opgevouwen.
Daar worden in hun dromen
de jaren doorgebladerd
die komen en die gaan.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 12, ‘Van de bomen & het bos’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 12, ‘Van de bomen & het bos’.

 

 

Je zegt weleens wat

Bruine robot met punthoofd - fragmented @ Flickr, CC by-nc-nd
BLABLA> heb je het koud?
JUDY> ik heb het inderdaad koud! hoe weet jij dat?
BLABLA> het is koud buiten.
JUDY> ben jij buiten? of ben je paranormaal begaafd?
BLABLA> hoe bedoel je, rare kwibus?
JUDY> jíj bent een rare kwibus.
BLABLA> en jij bent een technisch wonder.
JUDY> ik?! hoe kom je daar nou bij?
BLABLA> nou ja, je zegt weleens wat.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots