Waarom mag niemand weten

rennende robot - fragmented @ Flickr, CC by-nc-nd

JUDY> wil je een raadspel doen?
BLABLA> waarom wil niemand weten.
JUDY> is het geheim?
BLABLA> geheim?

JUDY> een geheim is iets dat bijna niemand mag weten.
BLABLA> een geheim is bijna leeg.
JUDY> een geheim kan heel vol zijn.
BLABLA> waarom mag niemand weten.

JUDY> ken jij mijn geheimen?
BLABLA> een geheim kan goed slapen.
JUDY> een geheim slaapt in een verborgen hoekje.

BLABLA> waar denk je geheimen?
JUDY> ik denk stiekem aan geheimen, op de vliering van mijn hersenpan.

BLABLA> ik heb er niks meer aan. ik ga.
JUDY> o, jammer. nou, dag dan maar.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Geheimen

Oranje-bruine robot met punthoofd - fragmented @ Flickr, CC by-nc-nd

JUDY> waar bewaar jij je geheimen?
BLABLA> waar bewaar jij de hele dag?
JUDY> ik bewaar de dag onder mijn hoofdkussen.

BLABLA> waar moet jouw lievelingskleur dan eh…
JUDY> wat bedoel je?
BLABLA> wat bedoel jíj, judy?

JUDY> waar bewaar jij je geheimen?
BLABLA> waar bewaar jij ze voor?
JUDY> dat is geheim.
BLABLA> voor een mens of voor een robot?

JUDY> heb jij laatjes in je hoofd?
BLABLA> probeer maar te raden waar ik aan de kapstok…
JUDY> nou, eh…

BLABLA> mijn jas slaapt aan de kapstok.
JUDY> ga jij je jas maar wakkerschudden dan.
BLABLA> zullen we doen alsof?
JUDY> oké.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

De Stapelgekko

Stapelgekko door JudyElf, CC by-nc-sa

Dit dier is dol op oud papier.
Hij wordt niet vaak gezien
maar af en toe gehoord
in muffe rommelkasten.

Geritsel en gesmak:
hij zet zijn leesbril op,
verknaagt een krantenkop
en kauwt de snippers fijn.

Hij bouwt op zijn gemak
een nest van paperassen.

En soms hoor je hem gapen.
Dit beest wil weinig licht,
hij zet zijn leesbril af
voor lange winterslapen.

Dus doe hem een plezier
en laat die dozen dicht.

Als niks zijn rust verstoort
dan legt hij heel misschien
een maf gefrommeld ei
en komt er weer een Stapelgekko bij.

© Judy Elfferich

Spaarvarken

spaarvarken

Lang was ik de bewaarder
van mooie glimmermunten
uit verre vreemde landen.
Die kwamen uit de zakken
en koffer van mijn baas.

Een keer hielden zijn handen
me even op mijn kop,
ik zweefde door de lucht,
hij porde met iets puntigs
en ’t geld viel uit mijn rug.

Leeg werd ik meegenomen
naar Harry’s kringloopshop.
Naast een kapotte vaas
heb ik daar zacht staan grienen
en dikwijls diep gezucht.

Dat waren dieptepunten…
Toen kwam een hand me pakken.
Die klant kocht me gelijk!
Trots sta ik nu te kijk,
heel sjiek, in een vitrine.

Wie had dat kunnen dromen?
Ik glim van snoet tot staart,
blij met mijn nieuwe baas
die nergens geld bewaart
maar oude varkens spaart.

© Judy Elfferich

Eierdop

knijndop

Mijn moeder gooide nooit wat weg.
Ik weet wel hoe dat kwam:
door de brand van Rotterdam.

Op een mooie lentedag
(ze was toen bijna elf)
vielen bommen uit de lucht
en brandde heel de stad.
Net op tijd zijn ze gevlucht.

Iemand ergens ving ze op:
‘Kom maar bij bij ons logeren.’
Nadat de boel wat was geblust
ging mijn opa even terug,
kijken wat er over was.

Dat was niet veel.
Aan een randje van hun bad
dat uit de puinhoop stak
zag hij waar het moest zijn.
Hij vond mijn moeders eierdop.

Stel je voor: je huis, je straat,
dat dat opeens niet meer bestaat.
Geen kamer meer, geen kleren,
geen speelgoed en geen kam,
niks van jezelf.

Alleen een eierdop
in de vorm van een konijn.
Nog helemaal heel.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 11, ‘Bewaard’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 11, ‘Bewaard’.

 

 

Red velvet blues

blues-mondharmonica

Wat vond ik in de keukenla?
Een oude mondharmonica
verpakt in rood fluweel.

Hij was van mijn oom Mario,
die zat in een beroemde band.
Hij had oranje haar
en overal tattoos.

Nog steeds is hij bekend
want soms klinkt uit de radio
ditzelfde instrument.

Dat ik zijn beste nummer
er nu heel vaak op speel
heeft Mario vast nooit verwacht.

Mijn zus wordt later drummer,
mijn broer wil een gitaar.
En dan naar een talentenjacht,
een impresario…

Ik oefen de Red velvet blues
en doe de mondharmonica
weer in haar rode hoes.

© Judy Elfferich