‘Weet je nog van vroeger?’ zei de Snepel tot de Knork.
‘Mooi waren die tijden, toen ik Lepel was, jij Vork.
Ieder in z’n vakje in de keuken in de la,
duidelijke taken: ik de soep en jij de sla.
Goed, het was niet altijd even prettig met die Messen
maar bij het spaghetti-draaien boekten we successen
en wat was het dan weer zalig zwemmen in het sop,
na tomaat-met-kaas-geklonter knap je daarvan op.’
‘Ja,’ zuchtte de Knork, ‘ik kan er soms nog wel van dromen.
Ach, was toen maar niet die enge magiër gekomen,
die Yodocus York, om hier een voorstelling te geven.
Eerst heeft hij de tafel in de rondte laten zweven,
toen behekste hij ons twee, verwrong ons, vliegensvlug –
krommerds zijn we nu, malloten. Wie buigt ons terug?
Waar zou hij gebleven zijn, Yodocus York, die hork?
Niemand wil toch eten met een Snepel of een Knork?’
© Judy Elfferich