De Vlabber & de Vlaar

.
Elke ochtend na het opstaan
staan de Vlabber en de Vlaar
met z’n tweeën voor de spiegel
en ze vragen aan elkaar:
‘Wie van ons was nou de Vlabber?’

Tja, daar staan ze dan te dubben
met hun harken in hun haar.
‘Heel de nacht alles onthouden
krijg ik echt niet voor elkaar!’
roept de Vlaar dan (of de Vlabber?).

En de ander antwoordt kriegel:
‘Even denken… Rustig maar!
Kijk, mijn kop lijkt op een zwabber
en mijn lijf lijkt op een schaar.
Dus dan ben ik vast de Vlabber.’

Elke avond voor ’t naar bed gaan
staart de Vlaar weer met de Vlabber
in diezelfde grote spiegel
en ze vragen aan elkaar:
‘Wie was ook al weer de Vlaar?’

Heel de dag alles onthouden
is voor hen een groot bezwaar
dus daar staan ze weer te dubben.
‘Jouw geheugen is belabberd!’
roept de Vlabber (of de Vlaar?).

En dan zegt de ander maar:
‘Kijk, mijn kop lijkt op een vlieger
en mijn lijf op een gitaar.
Volgens mij ben ik de Vlaar,
dan ben jij vanzelf de Vlabber.’

Tja, dan gaan ze maar weer slapen
en dan staan ze maar weer op
en ze koken hun rabarber
en ze roken hun sigaar
en dan zijn ze ’t wéér vergeten.

‘Maar dat kan ons mooi niks schelen’,
giechelt de verstrooide Vlabber
– of, wie weet, de suffe Vlaar?

© Judy Elfferich

.
Er zit een feest in mij

.
Benieuwd hoe de Vlabber & de Vlaar eruitzien?
Kijk dan in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5:
op pagina 74-75 staat hun portret (door Willem Lagerwaard).
 
 
 

POE, riep het schaap Veronica

.
POE, riep het schaap Veronica, wat kan dit paard hard draven!
Ik dacht: zo’n huifkar die gaat vast van sjokke-sjokke-sjok…
Maar kijk, dit is al Zwammerdam en daar ligt Bodegraven.
Kom dominee, geef mij de zweep! Nu mag ik op de bok.

Kijk uit, riepen de dames Groen, daar komen scherpe bochten!
O jee o jee o jee o jee, wij zijn een beetje ziek…
Wij dames zijn te fijn gebouwd voor zulke woeste tochten.
De dominee zei stoer: Maak u geen zorgen, geen paniek!

Ík ben toch zeker in de buurt, om over u te waken.
Bescherm ik u niet immer tegen onraad en gevaar?
Toen schrok het paard van eenden die de rijbaan overstaken,
een KNERP! een KRAK! een BONK! en alles schudde door elkaar.

Ze vlogen uit de huifkar en ze landden in de struiken.
Opeens hoorden ze achter zich gejammer en gezucht.
Kijk nou! riep ’t schaap Veronica. Het is mijn tante Truike,
ze ligt ondersteboven, met haar voeten in de lucht!

Komaan, zo sprak de dominee, de handen uit de mouwen!
Mijn lieve dames Groen, geeft u me eens uw lange sjaal…
Die sla ik om haar heen. Als we nu even heel hard douwen
en dan in één keer kei- en keihard trekken allemaal –

Het werkte. Tante Truike zei: Wat fijn u te ontmoeten!
Want als ik omval, kom ik uit mezelf niet overend…
Ik zie nog alles draaien, maar ik sta weer op mijn voeten.
Bedankt voor ’t redden, dominee, u bent een echte vent!

Dag tante, zei Veronica, nu gaan we weer naar huis.
Of… wentelteefjes eten bij hotel De Oude Sluis?

© Judy Elfferich

.
Vijf draken verslagen
Dit vers staat in Vijf draken verslagen,
Querido’s Poëziespektakel 4.
Een vrolijke bundel met 146 gedichten
en 45 tekeningen, o.a. over ‘Superhelden’,
het thema van de Kinderboekenweek 2011.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

Willem Lagerwaard tekende bij mijn bijdrage
een prachtig Soeperschaap.

.

Meer schaap-Veronica-verzen

De Katzenjammer

Richard Lydekker, Lynx (1896)
Daar gaat de Katzenjammer.
Hij voelt zich rottig.

Ooit was meneer de bink:
bloedgeil, bloedlink,
met alle stoere katers
de beste maatjes
en van de zwoelste poezen
de lievelynx.

Maar waar zijn nou zijn praatjes?
Waar is die ruige patser
die geurig pist
die vurig krijst
die lenig springt?

Daar gaat de Katzenjammer
die nooit meer spint.

De pluimen op zijn oren
hebben hun schwung verloren,
zijn poten worden strammer,
zijn vacht is vaal en mottig.
Hoor hoe hij treurig zingt:

‘Het mist in mij, het mist in mij,
het miezert in mijn maag.
Het schemert voor mijn ogen,
mijn hart klopt ijzig traag.
Ik voel me flauw, mijn bloed is lauw
omdat het niet meer gist in mij,
omdat ik niet meer jaag.’

Nooit krijgt hij meer een kopje,
de allerkrolste poezen
bezien hem onbewogen.
De katers smoezen spottend:

‘Daar gaat de Katzenjammer,
die zonderlynx.’

© Judy Elfferich

.
(Zesde prijs Willem Wilmink Dichtwedstrijd 2013.
Het mist in mij was de verplichte regel, gekozen door Ted van Lieshout.)

Spadoken

.
Wat kraduipt er, wat sladuipt er
in de tuin door de straduiken?
Wie kladappert met de luiken,
wie kladopt er op het raam?

Wie kradabbelt aan kozijnen,
wie fladappert met gordijnen?
Wie fladuistert daar mijn naam?

Wie sladaat opeens die deur dicht
met een keiharde kladap?
Wat kradaakt en wat knaderpt er
halverwege de tradap?

Wie schadarrelt door het huis heen
in het donker van de nacht?
Een schadim uit het gradaf?!

Daar stadommelt en schaduifelt
een schadaduw op mij af…
Een stademmetje zegt zacht:

‘Ik wil een sladokje water.
Kun jij bij het lichtknadopje?
En kun jij bij de kradaan?
Ik dradoomde van spadoken.’

Ik schadater: ‘Bangerik!
Kom, kladim bij mij in bed
met dradop voor de schradik.’

© Judy Elfferich

.
Dit versje staat in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

De Snotterwokkel

.
Wee de arme Snotterwokkel
die het niet gesnopen heeft.
(Hij kan het aan de Frokkel vragen
maar dat vindt hij onbeleefd.)

‘Waarom ben ik ooit geboren?
Wie verklutste toch mijn struif?
Waarom heb ik sprokkeloren
en een krakel in mijn kuif?

Waarom is er herfst, en haring?
Waarom lust ik geen hachee?
En waar vind ik een verklaring
voor het golven van de zee?

Waarom moet het altijd zachter,
waarom roept men dat ik stoor?
Waarom kom ik nergens achter?
Waarom kom ik nergens voor?

Waarom moet ik altijd huilen
als ik een komkommer zie?
Waarom kan ik nergens schuilen
voor het Grote Potverdrie?

Alles is zo ongewokkeld,
alles is zo ongewis
als je schoenen zijn versokkeld
en je vuist een vlakgom is.’

Ach, die arme Snotterwokkel.
Hij snuit zijn snufferd in zijn staart
en gumt zichzelf volledig van de kaart.

(Of dat nou echt nodig was?
Ik kan het aan de Frokkel vragen
maar dat lijkt me ongepast.)

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.

Hallo andere wereld!

Hallo - foto: QbiT @ Flickr, CC by-nc-sa (bewerkt door JudyElf)

HALLO

Hé jij daar aan de overkant,
op welke verre ster
kijk jij vannacht naar buiten?

Zie je die ene gele zon?
De hele wereld waar ik woon
die draait daar om, die draait
daar jaar na jaar omheen.

Ik ben een dier met kleren aan,
met twijfels in mijn tenen
probeersels in mijn vingers
verzinsels in mijn hersenpan.

Een engel zonder vleugels.
Daar zijn er hier miljarden van
maar helemaal hetzelfde
als ik is er geeneen.

We blazen woordenbellen
die alles doorvertellen
heel onze wereld rond.

En kijk, een witte maan
hangt aldoor om ons heen,
die knipoogt kiekeboe
die kleedt zich uit en aan
die speelt met onze zee.

We sprongen naar haar toe,
zo ver zijn we gegaan.
Maar naar een andere ster?
Een duizelig idee.

Hé jij daar aan de overkant!
Ik zwaai naar jou, ik zwaai
dus ben je niet alleen.

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5.

De Schreupel & de Friep

.
Op een woensdag in de winter
zei de Schreupel tot de Friep:
‘Lieve help, er zit een splinter
in het knargje van mijn kniep!’

Fluitend greep de Friep een leupel
(want hij was een handig tiep)
maar de Schreupel kon geen bloed zien
dus die deed alsof hij sliep.

‘Zet je schrap! Nu even bukken…
Eén twee drie!’ – en met een zwiep
vloog de splinter uit het knargje,
in het neusgat van de Friep.

‘Au! Hatsjiep! Hatsjoep! Hatsjiep!’
En de Schreupel kreeg de leupel
in vijf stukken op zijn kniep
waardoor hij die hele winter kreupel liep.

© Judy Elfferich

.
Er zit een feest in mij
Dit versje staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.
Een feestelijke bundel met werk van 85 dichters
en 25 illustratoren, o.a. over ‘Hallo wereld!’,
het thema van de Kinderboekenweek 2012.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

.

‘Hallo-wereld!’-workshops

BAH, zei het schaap Veronica

.
BAH, zei het schaap Veronica, ik heb niks meer te lezen!
De boeken op mijn plankje heb ik allemaal al uit.
De dominee sprak: Kijk, hier ligt De vogels der Vogezen.
Is dat soms iets voor u? Of dit hier: De ontvoerde bruid?

Pardon, zeiden de dames Groen, die Vogels kunt u krijgen
maar die Ontvoerde Bruid, daar zitten wij nog middenin.
Ze trekken nu door de woestijn en eten enkel vijgen,
de bruid is doodsbenauwd voor roverhoofdman Saladin…

Het schaap zei: Suffe boeken en ook niks om mee te spelen!
Is nergens in dit huis iets leuks voor mij te vinden dan?
Ik zit me al de hele dag ontzettend te vervelen,
het is hier saai, het is hier stom, ik vind er niks meer an.

De dames Groen die stelden voor: Ga eens op zolder zoeken,
wie weet vindt u iets aardigs in die dozen die daar staan.
Het schaap ging kijken en kwam terug met zeven oude boeken.
Sapristi! riep de dominee. Waar heeft u die vandaan?

Dat zijn mijn strips van Soepermen, die heb ik ooit verslonden!
Ze hadden mij als jongeling volledig in hun greep.
Veronica zei: Ik heb ook verkleedspullen gevonden,
een blauw pak met een S erop, twee laarzen en een keep.

Hi hi, zeiden de dames Groen, dat pak zal niet meer passen!
O nee?! blufte de dominee. Ik trek het nú aan, wacht!
Ho ho, zeiden de dames Groen, eerst moet het nog gewassen.
Míj paste het precies… zei ’t schaap Veronica heel zacht.

Dan krijgt u het van mij kado, besloot de dominee.
Het avontuur roept, Soeperschaap! Maar eerst een kopje thee.

© Judy Elfferich

.
Vijf draken verslagen
Dit vers staat in Vijf draken verslagen,
Querido’s Poëziespektakel 4.
Een vrolijke bundel met 146 gedichten
en 45 tekeningen, o.a. over ‘Superhelden’,
het thema van de Kinderboekenweek 2011.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

Willem Lagerwaard tekende bij mijn bijdrage
een prachtig Soeperschaap.

.

Meer schaap-Veronica-verzen