Twaalf in Amsterdam

Kees de jongenbrug, Jordaan, Amsterdam

Ik ben twaalf en ik zie mezelf lopen
weerspiegeld in iedereens ogen:
gewoon maar een kind uit groep acht.
Ik loop hier doodernstig te spelen.
Er zit ergens bij mij vanbinnen
een grootsheid te groot voor mijn hoofd.

Mijn tijd gaat nu bijna beginnen.
Om de volgende hoek al misschien
wordt iemand beroofd, valt er een in de gracht,
dan red ik die en toon mijn heldenmoed.

Wat deze alleskunner kan,
daar weet de wereld nog niks van.
Eentje die het in me ziet: Rosa Rosa Rosa,
één maar, heel de rest nog niet.

Moet je zien, binnenkort, wie ik word.
Dan smeken ze of ik kom spelen,
voor ’t echie hè, voetbal of schaak of trompet;
moet ik handtekeningen uitdelen.
Komt thuis alles goed, pa gewoon weer uit bed.

Ik zie mezelf lopen door Amsterdams straten
van nu en van later, langs spiegelend water
voorgoed, Rosa, jou tegemoet.

© Judy Elfferich

Zwoesj!

Peder Severin Krøyer, Hip, hip, hurra! Kunstnerfest på Skagen (1888)

Het tafellaken van damast.
De porseleinen borden.
Het zilveren bestek.
De mooiste glazen uit de kast.
En de antieke kandelaar.

Klaar, de feesttafel gedekt;
schenk wijn in en draag schalen aan,
er kan gegeten worden.

Oom Jan zegt: ‘Wacht es, één seconde,
want anders wordt het kleed vies, zonde!’
Hij grijpt het tafellaken vast
en trekt het in één ruk,
zwoesj! onder het servies vandaan.

‘Zo’, zegt hij. ‘Jongens, eten maar.
Ik heb wel trek, en dorst!’

En wij, we kijken naar elkaar:
geen glas of schotel stuk,
niks omgegaan en niks gemorst,
hoe speelde hij dat klaar?

© Judy Elfferich

Bijen

bijen - animatie: JudyElf, CC by-nc-sa

Zzuizebollend danzzen wij
onzze gonzzedonzzen kringen,
komen elke krokuzz zzoenen,
bonzzen boozz op dichte bloemen
en zzodra zze openzzpringen
duiken wij daar zznel naar binnen,
zzakken zzalig weg in zzoete duizzeldromerij.

© Judy Elfferich

.
Bloesembende. Een poëzieprentenboek vol lente

 
Dit gedicht staat in Bloesembende. Een poëzieprentenboek vol lente. Prenten­boeken­Plus, 2025.

 

 

Schoen uit twaalfhonderdzoveel

schoen, 1275-1299, Amsterdam Museum

Ik ben een leren linkerschoen,
in Amestelledamme gemaakt.
De looier riep Sint Nicolaas aan,
dat heeft mijn puntneus goedgedaan.

Jan Voetman droeg me bij het werk
aan hutten, kaden, dam en kerk,
bij lossen en bij laden.
Het was daar glibberig en glad,
mijn leer was bijna altijd nat;
je zult dus wel begrijpen dat
Jan Voetman koude tenen had.
Als hij dan tot Sint Nicolaas bad
was alles snel weer droog.
Voor hij me aantrok schudde hij
soms kikkers of een muis uit mij.

Ons afscheid was abrupt, helaas:
ik ben uit de pas geraakt,
de diepe modder trok me aan
en hield me eeuwen vast.

Toen haalde iemand me omhoog —
heeft me niet eens gepast!
‘Toe, mag ik bij een schoorsteen staan?’
vraag ik Sint Nicolaas.

© Judy Elfferich

Sint Nicolaas, de beschermheilige van Amsterdam, is ook de schutspatroon van o.a. schoenmakers, havenwerkers en iedereen die iets zoekt.

In bed voor de vrede

bed-in John & Yoko, Amsterdam 1969

John was op Yoko en Yoko op John.
Ze hadden lang haar en ontzettend veel fans
en ze wilden iets doen voor de vrede.

Ze trokken in een sjiek hotel
en hebben een week lang in bed
met witte pyjama’s aan
de wereldpers te woord gestaan.

‘John, Yoko, wat zijn dit voor grappen?
Dit snapt toch geen mens?’

‘Wat valt er aan vrede te snappen?
We liggen te niksen, weet je wel.
We aaien elkaars haar, lachen lief naar elkaar.
Zo kun je het fiksen: niet vechten maar niksen.
Als machthebbers dát nou eens deden,
kreeg de vrede een kans.’

Geef de vrede een kans.
Geef de vrede een kans.
Als iedereen meedoet met niksen in bed,
net als Yoko en John, wordt de wereld gered.

© Judy Elfferich

Haaientanden jutten

tand van een megalodon - foto: Géry Parent @ Wikimedia Commons, CC by-sa

Ga naar het strand bij laagwater, liefst na een stevige storm.
Let niet op visnetten, kwallen, flessen of zeewier of hout.

Zoek naar zwartglanzende steentjes met een driehoekige vorm:
tanden van happige haaien, twintig miljoen jaren oud.

Kijk vooral goed langs de vloedlijn, speur tussen schelpen en gruis,
dan neem je straks als het meezit prachtige vondsten naar huis.

Als je enorm veel geluk hebt, glimt daar opeens in de zon
zo’n ongelofelijk grote tand van een megalodon!

© Judy Elfferich

over de megalodon

Roze picknick

onder de confettiboom

Onder de confettiboom is het altijd feest.
Als je jarig bent in mei, mazzel je het meest.

Roze is het picknickkleed en roze is mijn strik,
roze is het pakpapier, het feestvarken ben ik.

Vogelvleugels flappen roze bloesem in het rond,
vogelsnavels happen roze kruimels van de grond.

Gooi je roze hoedje eens naar boven voor de grap!
Appelbloesemblaadjes vallen in mijn appelsap.

Roze-spikkel-appeltaart en roze-spikkel-room,
ieder voorjaar picknick onder de confettiboom.

© Judy Elfferich

De Snepel & de Knork

Knork (slachtoffer van illusionist James Randi) - foto: Bubba73 @ Wikimedia Commons, CC by-sa

‘Weet je nog van vroeger?’ zei de Snepel tot de Knork.
‘Mooi waren die tijden, toen ik Lepel was, jij Vork.
Ieder in z’n vakje in de keuken in de la,
duidelijke taken: ik de soep en jij de sla.
Goed, het was niet altijd even prettig met die Messen
maar bij het spaghetti-draaien boekten we successen
en wat was het dan weer zalig zwemmen in het sop,
na tomaat-met-kaas-geklonter knap je daarvan op.’

‘Ja,’ zuchtte de Knork, ‘ik kan er soms nog wel van dromen.
Ach, was toen maar niet die enge magiër gekomen,
die Yodocus York, om hier een voorstelling te geven.
Eerst heeft hij de tafel in de rondte laten zweven,
toen behekste hij ons twee, verwrong ons, vliegensvlug –
krommerds zijn we nu, malloten. Wie buigt ons terug?
Waar zou hij gebleven zijn, Yodocus York, die hork?
Niemand wil toch eten met een Snepel of een Knork?’

© Judy Elfferich

Eigenheimers

kaart: patat, friet, frieten, gebaseerd op kaart Jan Stroop, Meertens Instituut 1972 - Cavit @ Wikimedia Commons, CC by-sa

Hee, ik maak vast sla
en zet een pot thee,
haal jij dan patat?

Nou nee lieve schat,
patat lust ik niet,
bij mij heet dat friet.

Hè, wat een gemekker.
Maar goed, ik maak sla
met wortel en biet.

Biet?! Ik noem dat kroot,
biet klinkt echt niet lekker.
En wortel heet peen.

Oké, weet je wat?
We eten wel brood.
Dat lust iedereen.

© Judy Elfferich