Dertien duiveltjes

Duiveltjes - animatie: JudyElf, CC by-nc-sa

’s Avonds als ik slapen ga
sluipen mij dertien duiveltjes na:
twee die me vangen,
twee die me stangen,
twee die me testen,
twee die me pesten,
twee die me grijpen,
twee die me knijpen,
twee die me kwellen
omdat ik niet kan tellen.

© Judy Elfferich

Haatblaat

het Vriendschaap

Het Vriendschaap stond te dutten op de hei,
toen kwam opeens het Vijandschaap voorbij
en zei: ‘Ik vind jou knudde.’

Dat arme Vriendschaap schrok zich lam.
‘Vergeet die griezel zijn gezwam,
kop op!’ riep heel de kudde.

© Judy Elfferich

Apenlied

.
Apenlied, illustratie © Jesse Strikwerda

Hoor, jungle, hoor!
Hier krijst het Apenkoor,
de ruige Rimboeband
die barst van het talent.

Wij zijn het allerbest
in takkeherrie maken,
getreiter en gepest
met noten die je raken.

Gekruip, gesluip, gefluister,
dat maakt ons apeziek.
Kom jungledieren, luister!
We snakken naar publiek.

We drammen en drummen,
we brullen en brallen.
We gymmen en klimmen,
nooit zullen we vallen.

Wij zijn de superknappen,
een wonder der natuur.
En met de beste grappen:
je schrikt je ’t apezuur.

Beer, wolven en panter
zijn allemaal watjes
maar wij zijn wel anders.
Nee, wij zijn geen schatjes.

We komen Mowgli roven,
we nemen Mowgli mee
en sleuren hem naar boven.
Een apeslim idee!

Hij moet ons even leren
om boomhutten te bouwen.
(Wij houden van proberen
maar niet zo van onthouden.)

Dan komt hij bij ons wonen
en in zo’n boomhut slapen.
Dan gaan we Mowgli kronen
tot koning van de apen,

al heeft hij maar twee handen
en elk van ons wel vier.
Die sukkels roepen schande
maar dat boeit ons geen zier.

We springen en we swingen
en spelen luchtgitaar;
hier in de hoogste kringen
dreigt bijna nooit gevaar.

Toch – elk van ons is bang
dat langzaam van beneden
ooit negen meter slang
een boom in komt gegleden.

Dus hangen alle apen
bij plotseling gesis
meteen op apegapen:
als Kaa komt, is het mis.

Een keer zal hij ons krijgen…
zijn trage hongerdans
brengt iedereen tot zwijgen,
brengt iedereen in trance.

Hoor, jungle, hoor!
Dan wordt het Apenkoor
doodkalm, zonder poeha
gesmoord door Kaa.

© Judy Elfferich

.
Jungle-BoekieBoekie

 

Dit gedicht staat in Jungle Boekie­Boekie (jaarboek 2017).

 

 

♫ Bea de beo

Krijsende beo - foto: Joachim S. Müller @ Flickr, CC by-nc-sa (bewerkt door JudyElf)
Bea de beo is een vogel die kan praten
Ze zit op mijn hoofd, dat heeft niemand in de gaten
Door haar zit mijn haar altijd raar en door elkaar
Het lijkt sprekend op een nest
Maar ik word nooit meer gepest
Want als er zo’n pestkop ook maar even naar me wijst
Vliegt Bea de beo op hem af en krijst:

Verhip
Krijg de pip
En een tand door je lip
Soepkip!

Nee, Bea de beo is niet bang
Dus als jij naar me roept: Je bent stom, je bent raar
Steekt Bea de beo haar snavel uit m’n haar
Ze snatert in je oren en ze fladdert om je heen
Ze pikt je in je neus en ze pikt je in je been
En als je ook maar even naar me wijst
Vliegt Bea de beo op je af en krijst:

Val om
Kukel om
Met je arm uit de kom
Stinkbom!

Bea de beo is een vogel die kan praten
Ze zit op mijn hoofd, dat heeft niemand in de gaten
Door haar zit mijn haar altijd raar en door elkaar
Het lijkt sprekend op een nest
Maar ik word nooit meer gepest

Want Bea de beo is niet bang
En als jij naar me roept: Je bent raar, je bent gek
Kruipt Bea de beo tevoorschijn bij m’n nek
Ze snatert in je oren en ze fladdert om je heen
Ze pikt je in je neus en ze pikt je in je been
En als je ook maar even naar me wijst
Vliegt Bea de beo op je af en krijst:

Vlieg op
Hoepel op
Of ik schijt je op je kop
Pestkop!

© Judy Elfferich