Vlaggetjes

Bananendoos - foto: Judy Elfferich
Wij zijn de vijftien vlaggetjes
in de bananendoos.
Groen geel rood bruin en blauw,
een slinger aan een touw.
We zijn ontzettend boos.

Jij hebt ons zelf geknipt, geplakt,
geknutseld van papier.
Blauw groen geel rood en bruin
versierden we je tuin.
Maar nu liggen we hier.

De doos staat in de kelderkast
naast een gebroken ruit,
bruin blauw groen geel en rood,
een oude tafelpoot,
een theepot zonder tuit.

We zijn gemaakt voor wapperen,
nu liggen we hier plat.
Rood bruin blauw groen en geel
vervelen we ons scheel.
We zijn het meer dan zat.

Nooit horen we: ‘Hé kijk, die doos,
wist jij dat die daar stond?’
Geel rood bruin blauw en groen,
wat zou je met ons doen
als jij hem morgen vond?

Gooi ons niet in de vuilnisbak
maar laat ons buiten los!
Groen geel rood bruin en blauw
versieren wij voor jou
het plein, het park, het bos.

© Judy Elfferich

.
Dit versje staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.

Zie ook:
Feest!-workshops voor de basisschool (klik).

De Vlabber & de Vlaar

.
Elke ochtend na het opstaan
staan de Vlabber en de Vlaar
met z’n tweeën voor de spiegel
en ze vragen aan elkaar:
‘Wie van ons was nou de Vlabber?’

Tja, daar staan ze dan te dubben
met hun harken in hun haar.
‘Heel de nacht alles onthouden
krijg ik echt niet voor elkaar!’
roept de Vlaar dan (of de Vlabber?).

En de ander antwoordt kriegel:
‘Even denken… Rustig maar!
Kijk, mijn kop lijkt op een zwabber
en mijn lijf lijkt op een schaar.
Dus dan ben ik vast de Vlabber.’

Elke avond voor ’t naar bed gaan
staart de Vlaar weer met de Vlabber
in diezelfde grote spiegel
en ze vragen aan elkaar:
‘Wie was ook al weer de Vlaar?’

Heel de dag alles onthouden
is voor hen een groot bezwaar
dus daar staan ze weer te dubben.
‘Jouw geheugen is belabberd!’
roept de Vlabber (of de Vlaar?).

En dan zegt de ander maar:
‘Kijk, mijn kop lijkt op een vlieger
en mijn lijf op een gitaar.
Volgens mij ben ik de Vlaar,
dan ben jij vanzelf de Vlabber.’

Tja, dan gaan ze maar weer slapen
en dan staan ze maar weer op
en ze koken hun rabarber
en ze roken hun sigaar
en dan zijn ze ’t wéér vergeten.

‘Maar dat kan ons mooi niks schelen’,
giechelt de verstrooide Vlabber
– of, wie weet, de suffe Vlaar?

© Judy Elfferich

.
Er zit een feest in mij

.
Benieuwd hoe de Vlabber & de Vlaar eruitzien?
Kijk dan in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5:
op pagina 74-75 staat hun portret (door Willem Lagerwaard).
 
 
 

Spadoken

.
Wat kraduipt er, wat sladuipt er
in de tuin door de straduiken?
Wie kladappert met de luiken,
wie kladopt er op het raam?

Wie kradabbelt aan kozijnen,
wie fladappert met gordijnen?
Wie fladuistert daar mijn naam?

Wie sladaat opeens die deur dicht
met een keiharde kladap?
Wat kradaakt en wat knaderpt er
halverwege de tradap?

Wie schadarrelt door het huis heen
in het donker van de nacht?
Een schadim uit het gradaf?!

Daar stadommelt en schaduifelt
een schadaduw op mij af…
Een stademmetje zegt zacht:

‘Ik wil een sladokje water.
Kun jij bij het lichtknadopje?
En kun jij bij de kradaan?
Ik dradoomde van spadoken.’

Ik schadater: ‘Bangerik!
Kom, kladim bij mij in bed
met dradop voor de schradik.’

© Judy Elfferich

.
Dit versje staat in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

De Snotterwokkel

.
Wee de arme Snotterwokkel
die het niet gesnopen heeft.
(Hij kan het aan de Frokkel vragen
maar dat vindt hij onbeleefd.)

‘Waarom ben ik ooit geboren?
Wie verklutste toch mijn struif?
Waarom heb ik sprokkeloren
en een krakel in mijn kuif?

Waarom is er herfst, en haring?
Waarom lust ik geen hachee?
En waar vind ik een verklaring
voor het golven van de zee?

Waarom moet het altijd zachter,
waarom roept men dat ik stoor?
Waarom kom ik nergens achter?
Waarom kom ik nergens voor?

Waarom moet ik altijd huilen
als ik een komkommer zie?
Waarom kan ik nergens schuilen
voor het Grote Potverdrie?

Alles is zo ongewokkeld,
alles is zo ongewis
als je schoenen zijn versokkeld
en je vuist een vlakgom is.’

Ach, die arme Snotterwokkel.
Hij snuit zijn snufferd in zijn staart
en gumt zichzelf volledig van de kaart.

(Of dat nou echt nodig was?
Ik kan het aan de Frokkel vragen
maar dat lijkt me ongepast.)

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.

Hallo andere wereld!

Hallo - foto: QbiT @ Flickr, CC by-nc-sa (bewerkt door JudyElf)

HALLO

Hé jij daar aan de overkant,
op welke verre ster
kijk jij vannacht naar buiten?

Zie je die ene gele zon?
De hele wereld waar ik woon
die draait daar om, die draait
daar jaar na jaar omheen.

Ik ben een dier met kleren aan,
met twijfels in mijn tenen
probeersels in mijn vingers
verzinsels in mijn hersenpan.

Een engel zonder vleugels.
Daar zijn er hier miljarden van
maar helemaal hetzelfde
als ik is er geeneen.

We blazen woordenbellen
die alles doorvertellen
heel onze wereld rond.

En kijk, een witte maan
hangt aldoor om ons heen,
die knipoogt kiekeboe
die kleedt zich uit en aan
die speelt met onze zee.

We sprongen naar haar toe,
zo ver zijn we gegaan.
Maar naar een andere ster?
Een duizelig idee.

Hé jij daar aan de overkant!
Ik zwaai naar jou, ik zwaai
dus ben je niet alleen.

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5.

De Schreupel & de Friep

.
Op een woensdag in de winter
zei de Schreupel tot de Friep:
‘Lieve help, er zit een splinter
in het knargje van mijn kniep!’

Fluitend greep de Friep een leupel
(want hij was een handig tiep)
maar de Schreupel kon geen bloed zien
dus die deed alsof hij sliep.

‘Zet je schrap! Nu even bukken…
Eén twee drie!’ – en met een zwiep
vloog de splinter uit het knargje,
in het neusgat van de Friep.

‘Au! Hatsjiep! Hatsjoep! Hatsjiep!’
En de Schreupel kreeg de leupel
in vijf stukken op zijn kniep
waardoor hij die hele winter kreupel liep.

© Judy Elfferich

.
Er zit een feest in mij
Dit versje staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.
Een feestelijke bundel met werk van 85 dichters
en 25 illustratoren, o.a. over ‘Hallo wereld!’,
het thema van de Kinderboekenweek 2012.
Samenstelling: Ted van Lieshout.

.

‘Hallo-wereld!’-workshops