Bestiarium

knippen maar

Dierenplaatjes en een schaar. Knippen maar.

Hier wat vleugels, daar wat poten.
Al die ogen, kleine, grote,
groen of geel of rood of blauw.
Hier een hoorn en daar een klauw.

Knipsels klaar? Hussel alles door elkaar.

En dan lekker schuiven, spelen
met die losse onderdelen.
Hier een snuit en daar een staart,
kaal, gevederd of behaard.

Lijm, een boek vol lege blaadjes. Plakken maar.

Lapjesdieren, wonderwezens.
Geef ze namen wild en raar.
Ieder beest een unicum
in je bestiarium.

© Judy Elfferich

.

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 32, ‘Fabeldieren’.

 

 

Waarschuwing

Is de zomertijd voorbij,
hoor je ’s avonds op de hei
weer de witte wieven joelen,
vraag dan niet wat ze bedoelen.

Zijn de dagen kort van duur,
zie je rond het blauwe uur
weer de witte wieven zweven,
ren dan, ren dan voor je leven.

Grijpt zo’n wief je bij je haar,
ai, dan blijf je aan haar plakken
en verdwijn je in de mist.

Eeuwig snakkend naar een kist
zul je in de zomp verzakken.

Nooit van huis dus zonder schaar.

© Judy Elfferich