Dierenplaatjes en een schaar. Knippen maar.
Hier wat vleugels, daar wat poten.
Al die ogen, kleine, grote,
groen of geel of rood of blauw.
Hier een hoorn en daar een klauw.
Knipsels klaar? Hussel alles door elkaar.
En dan lekker schuiven, spelen
met die losse onderdelen.
Hier een snuit en daar een staart,
kaal, gevederd of behaard.
Lijm, een boek vol lege blaadjes. Plakken maar.
Lapjesdieren, wonderwezens.
Geef ze namen wild en raar.
Ieder beest een unicum
in je bestiarium.
© Judy Elfferich
.
Dit gedicht staat in DICHTER. 32, ‘Fabeldieren’.