Azkaban

Azkaban

Duister is het daar en kil…
Horrordromen heb ik van
Azkaban.

Wezens zonder levenslust,
zich van zonlicht niet bewust,
zonder hoop en uitgeblust.

Door Dementors zonder ogen
zijn hun zielen opgezogen
in een gruwelijke kus.

Leeggeslurpten zonder wil,
nooit meer veilig, nergens rust.
Je verstand staat erbij stil.

Ik word wakker met een gil –
Laat me nooit meer dromen van
Azkaban!

© Judy Elfferich

.
Over Azkaban

Liefdesbrieven

matroos

In de kast van Godelieve
staat een oude schoenendoos
vol met handgeschreven brieven
van haar vrijer de matroos.

Elke dag geeft zuster Roos
Godelieve één zo’n brief
bij haar kopje middagthee.
Godelieve leest en bloost:

Zul je aan de kade staan
als ik thuiskom, Godeliefste,
meisje mooier dan de maan?

Liefde houdt mijn hart gevangen,
naar jou voel ik een verlangen
dieper dan de oceaan.

Gaan we dansen, zwemmen, zingen
als ik thuiskom? Ga je mee
kijken naar verlovingsringen?

Blozend, blij leest ze de brief
steeds opnieuw van voor af aan.
Heel haar thee is ze vergeten,
Godelieve, smoorverliefd.

Dat haar vrijer de matroos
bijna vijftig jaar geleden
omgekomen is op zee,
daarvan heeft ze geen idee.

© Judy Elfferich

Man zonder hond

kwijt, illustratie © Kees de Kort (fragment)
fragment illustratie DICHTER. 13 | © Kees de Kort

Bij de vijver in ’t park zie ik iedere keer
die ene meneer.
Gejaagd loopt hij rond en als ik naar hem kijk
komt hij naar me toe.

Dan aait hij Baloe:
‘Ben jij soms mijn hond? Was ik jou misschien kwijt?’

Vandaag in het bos loopt Baloe lekker los,
daar hoor ik geroep.
Diezelfde meneer: ‘Sammy! Boef! Bella! Beer!’
Baloe kijkt niet op.

‘Waar is het asiel? Ben ik daar al geweest?’
En weg is hij weer.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 13, ‘Te leven en dat leven te vergeten’

 

Dit gedicht staat in DICHTER.13, ‘Te leven en dat leven te vergeten’.

 

 

Niet mijn humor

Niet mijn humor

Vroeger viel er soms nog wat te lachen.
Vroeger snapte ik hun grappen
en zij snapten die van mij.
Tegenwoordig lijkt het meer op pesterij.

Moet je nou weer komen kijken
naar ’t gezicht van ouwe lappen
dat ze opgehangen hebben op mijn deur.
En op de spiegel van de kapper
en op die op de wc.
Net mijn oma; pfoe, die had me een humeur…
Ga ik soms al op haar lijken? Leuk idee.

Ze draaien aldoor André Rieu.
Die muziek vind ik zo sneu,
van die vent word ik zo akelig en wee
als van opgewarmde aardappelpuree.
Als ik vraag om droge sherry
krijg ik laffe lauwe thee
of advocaatjes, getverderrie.

Dat bezoek ben ik ook beu.
Waarom komt iedereen verkleed?
Heb ik ergens iets gemist?
En waarom aldoor die quiz
of ik weet wie Dinges is en hoe die heet?
Hahaha, ze heeft het mis.
Nee, die humor is niet echt aan mij besteed.

© Judy Elfferich