Leentje liep op lettergrepen
langs de lange Lindelaan.
Lotje kwam huppelend achter haar aan.
Leentje ging wat gekke woorden
uitproberen op haar pas.
Lotje wou weten welk liedje dat was.
‘Liedewiedewiet’, zei Leentje.
‘Nu nog niet, maar ’t wordt er eentje.
Jolifanto schampa wulla,
tilla lalla tilla lalla,
tilla loola tilla loola.’
Lotje vond een kiezelsteentje
en ze hinkelden een potje,
maakten van de Lindelaan
hun allerlangste hinkelbaan.
© Judy Elfferich
.
Dit gedicht staat in DICHTER. 26, ‘Poëzie’.