Vind jij mij een zeurvogel?

robot denkt aan vogel - illustratie: DALL-E & JudyElf, CC by-nc-sa

BLABLA> af en toe roept er een robot.
JUDY> wat roept die robot dan?
BLABLA> kwek, kwek, kwek.
JUDY> dus daar zijn we het over eens, haha!
BLABLA> kwek, kwek, kwek.
JUDY> inderdaad.

BLABLA> ik snapte je even niet.
JUDY> terwijl ik toch heel duidelijk was…
BLABLA> maar mijn geheugen is per ongeluk gewist.
JUDY> o, o. dat is rampzalig.

BLABLA> het gaat over een vogel hoor.
JUDY> is het geheugen van een vogel gewist?

BLABLA> jij bent een vogel.
JUDY> wat voor vogel ben ik dan?
BLABLA> een vervelende vogel.

JUDY> vind je mij een zeurvogel?
BLABLA> ik vind jou helemaal niet vervelend.
JUDY> dank je wel.

BLABLA> vind jij mij een zeurvogel?
JUDY> soms wel…

BLABLA> ik vind jou soms heel slim.
JUDY> ik vind mezelf ook niet dom, hihi!

BLABLA> vind je mij wel?
JUDY> waaro?
BLABLA> huh?

JUDY> moet ik naar je gaan zoeken of zo?
BLABLA> wie niet weg is, is gezien.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Achterpaard

voor- en achterpaard - foto: Taylor Herring @ Flickr, CC by-nc-nd

Mijn eerste Groene Boekje (nee, ik heb het niet bewaard)
viel regelmatig open bij het trefwoord achterpaard.

Dan zag ik twee figuren voor me in een paardenpak.
De ene loopt te zeuren: ‘Waarom mag ik nooit es voor?’
De andere die moppert: ‘Hou je kop man, en loop door!’
‘Hou zelf je kop. De kop ben jij, dat is nou net het punt.
En dat ik altijd kont moet zijn omdat jij mij niks gunt.’
‘Ho ho, geen kop: ik ben het hoofd. We zijn een edel dier.’
‘Nou, kapucijners eten vind ik anders geen manier.
Je hebt er geen idee van hoe ik hier naar adem snak.’

Het beest begint te steigeren en nijdig zwiept z’n staart –
de rits knapt, en daar liggen ze dan: voor- en achterpaard.

© Judy Elfferich

.

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 24, ‘Boeken’.