Volle maan…

Volle maan was ’t, aardedonker,
groen en sneeuwbedekt het veld,
toen een trage wagen ronkend
om het hoekje kwam gesneld.

Passagiers stonden te zitten,
zwijgend in gesprek verdiept,
toen een net verdronken kitten
schaatsend op een zandbank liep.

En de wagen spurtte verder,
terug naar verre heuveltop.
Boven wond een Duitse herder
juist de torenklokken op.

Overal een diep, diep zwijgen
en met vreselijk gekraak
speelden tussen graspol-twijgen
twee kamelen muisstil schaak.

Op een bank van rode planken,
pas nog blauwgeschilderd, zat
blij een blonde knul te janken
die raafzwarte krullen had.

Naast hem een gerimpeld besje,
zeventien jaar oud hooguit;
zij besmeerde met een mesje
een verkruimelde beschuit.

Op de appelboom z’n kruintje,
dat de zoetste peren droeg,
hing het laatste lentepruimpje
tussen noten, ruim genoeg.

Van de straten, nat van regen,
stoof veel stof op, grijs en goor.
En een jongen kon niet tegen
zijn bloedheet bevroren oor.

Met zijn handen in zijn zakken
dekte hij zijn ogen toe,
want hij had de schrik te pakken
van de fruitvlaai van de koe.

En twee vissen liepen monter
door het hemelsblauwe graan.
Eindelijk, de zon ging onder
en de grauwe dag brak aan.

(Cats schreef dit gedicht van Vondel
’s morgens in de avondstonde,
toen hij op zijn nachtpot zat
lezend in het ochtendblad.)

Duits leugenvers, schrijver onbekend | © vertaling: Judy Elfferich
.

Het oorspronkelijke vers: Dunkel war’s…, varianten
Over leugenliteratuur