Hee andere want aan het eind van het touw,
hang jij daar nog, aan die andere mouw?
Wij twee werden samen gebreid, van één draadje.
In zomertijd lagen we knus in de kast
maar toen kwam de kou – dus op stap met die jas.
We vangen een bal, aaien samen een paard,
dan vlieg je weer weg, naar de andere kant.
Vind ik jou in de was, na de winter, in maart?
Of lig je straks, vies en vergeten, vol zand
zonder mij aan de rand van een paadje?
Hee, hou je vast en duimen maar
want wij horen bij elkaar.
© Judy Elfferich