.
Met zijn vrienden Peentje en Engeltje richtte Pietje Bell een geheime club op: De Zwarte Hand.
Als je daar lid van wilde worden, moest je eerst een proef afleggen:
Geduldig in afwachting van de dingen die komen zouden, zaten de twee jongens op een kist tegen de muur.
Pietje Bell zette een grote hoed op, die met een rode veer versierd was. Zijn adjudants, Peentje en Engeltje, hadden rode mutsen op het hoofd. Pietje plaatste zich aan de tafel, waarop een groot boek lag met witte vellen. Een nieuwe pen lag in gereedheid.
‘Adjudants, blinddoek de nieuwe leden,’ sprak de roverhoofdman.
Ogenblikkelijk sprongen Peentje en Engeltje op en bonden doeken voor de ogen van Kees en Jaap.
Na de proef moest je de eed uitspreken:
‘Ik zweer trouw aan de geheime roversbende “De Zwarte Hand” en beloof gehoorzaamheid aan de hoofdman. Ik beloof alle geheimen te bewaren en aan niemand ter wereld de plaats van samenkomst te verraden.’
Als dat allemaal was gebeurd, moest je met bloed je naam opschrijven en werd je ingewijd in de geheimen van de club. Je leerde het geheime teken (je duimen in je oren steken) en je kreeg het wachtwoord te horen.
Hier zie je het document waarmee iemand officieel lid werd van de club – en het document waarmee een verrader eruit werd gegooid (allebei in geheimtaal, natuurlijk):
De Zwarte Hand, klik voor vergroting | beeld © Sharona Bessems (nominatie stArt Award 2014) | tekst © JudyElf
Deze documenten zijn zó geheim dat ze niet eens voorkomen in de boeken over Pietje Bell.
(Maar ze staan wel in BoekieBoekie 94: ‘De Zwarte Hand en andere avonturen van Pietje Bell’. En in de BoekieBoekie-agenda 2014-15.)