Negentien spionnen liggen op de loer
Vier op het balkon en vijf onder de vloer
Zeven in de struiken, drie achter de heg
Donkergroene pruiken duiken gauw weer weg
Twee willen niet doorgaan, rennen hard naar huis
Spioneren voortaan bij hun moeder thuis
Zeventien spionnen sluipen door de gang
Spugen naar ’t plafond en schrijven op ’t behang
Fluister in het duister achter het gordijn
Wie dat nou nog durft, die zal hem zijn
© Judy Elfferich
.
Dit gedicht staat in DICHTER. 30, ‘Speelgoed’.