De Snotterwokkel

.
Wee de arme Snotterwokkel
die het niet gesnopen heeft.
(Hij kan het aan de Frokkel vragen
maar dat vindt hij onbeleefd.)

‘Waarom ben ik ooit geboren?
Wie verklutste toch mijn struif?
Waarom heb ik sprokkeloren
en een krakel in mijn kuif?

Waarom is er herfst, en haring?
Waarom lust ik geen hachee?
En waar vind ik een verklaring
voor het golven van de zee?

Waarom moet het altijd zachter,
waarom roept men dat ik stoor?
Waarom kom ik nergens achter?
Waarom kom ik nergens voor?

Waarom moet ik altijd huilen
als ik een komkommer zie?
Waarom kan ik nergens schuilen
voor het Grote Potverdrie?

Alles is zo ongewokkeld,
alles is zo ongewis
als je schoenen zijn versokkeld
en je vuist een vlakgom is.’

Ach, die arme Snotterwokkel.
Hij snuit zijn snufferd in zijn staart
en gumt zichzelf volledig van de kaart.

(Of dat nou echt nodig was?
Ik kan het aan de Frokkel vragen
maar dat lijkt me ongepast.)

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij,
Querido’s Poëziespektakel 5.