De Trolmops

Trolmops

De meeste Mopsen vallen wel mee.
(Al zijn het reuzekneuzen,
ze hebben fijne neuzen.)

Maar de Trolmops, nee.

Waar hij komt, daar brengt hij druilnis
en een walm van zure zult,
en van wat er ook maar misgaat
geeft hij altijd jou de schuld.

Van de ochtend tot de avond
bist hij kis en takt hij hak,
wart hij har en vecht hij bek,
bijt hij krib en brokt hij jok,
kaakt hij blaas en voet hij stamp
en tot overmaat van ramp
mopst hij alle nachten trol.

Nee, hoe fabuleus zijn neus ook,
dit wordt ons toch echt te dol.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 32, ‘Fabeldieren’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 32, ‘Fabeldieren’.