De dagen dat, al kunnen we niet bidden,
gebed zichzelf uitspreekt. En iemand kijkt
op uit haar zeef-van-handen, naar de hymne
die een boom zingt, iets haar zomaar aangereikt.
De nachten dat, al zijn we niet gelovig,
waarheid ons hart besluipt, zo’n steek van pijn;
en iemand staat stokstijf als een langsgestoven
verre trein zijn jeugd opdreunt in schools Latijn.
Bid nu voor ons. Een kostganger bij ’t raam
hoort troostende piano-oefeningen.
Dan schemer, iemand roept een kindernaam
als ware het wanhopig handenwringen.
Donkerte buiten. Binnen ’t radiogebed –
Malin. Dogger. Finisterre. Fastnet.
Carol Ann Duffy (1955) | © vertaling: Judy Elfferich
.
Inzending Nederland Vertaalt 2020, niet genomineerd.
De genomineerde vertalingen E-N: klik.
.
De oorspronkelijke tekst:
.
PRAYER
Some days, although we cannot pray, a prayer
utters itself. So, a woman will lift
her head from the sieve of her hands and stare
at the minims sung by a tree, a sudden gift.
Some nights, although we are faithless, the truth
enters our hearts, that small familiar pain;
then a man will stand stock-still, hearing his youth
in the distant Latin chanting of a train.
Pray for us now. Grade 1 piano scales
console the lodger looking out across
a Midlands town. Then dusk, and someone calls
a child’s name as though they named their loss.
Darkness outside. Inside, the radio’s prayer –
Rockall. Malin. Dogger. Finisterre.