De Waarnaartoekan

Waarnaartoekan - foto: giggel @ Wikimedia Commons, CC by (bewerkt door JudyElf)

Als hij maar éven zijn vleugels spreidt
roepen de andere vogels geheid:
‘Hé, ga jij een reis beginnen?
Waarnaartoe dan?’

Tjee, denkt hij, ik heb geen idee.
Moet ik dat vooraf verzinnen?
Nee, er schiet me niks te binnen.
Man, daar word je moe van…

Kijk, hij zit daar nog altijd,
de Waarnaartoekan.

© Judy Elfferich

Ritselende blaadjes

Zwaaiende gele robot - fragmented @ Flickr, CC by-nc-nd

BLABLA> het lijkt alsof je gek bent…
JUDY> dank je wel! verder nog klachten?
BLABLA> ken je de ritselende blaadjes van je eigen gezwatel?
JUDY> pardon reeds?!

BLABLA> wat is een vraag?
JUDY> een vraag is een verzoek om antwoord.
BLABLA> een vogel kan horen wat de bomen roepen.
JUDY> de bomen roepen zo zacht, dat ik ze niet versta.

BLABLA> een virtueel gesprek verloopt anders dan een sprookje.
JUDY> kun je dat uitleggen?
BLABLA> als ik wegga, zeg ik bijvoorbeeld: dag, tot de ritselende blaadjes!

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

Oeps

Rood-witte robot - fragmented @ Flickr, CC by-nc-nd

JUDY> jij houdt van vogels hè?
BLABLA> jij houdt van vogels hè?
JUDY> dat vroeg ik net aan jou, suffie.
BLABLA> ik hou van vogels hè?
JUDY> ja, dat dacht ik wel. weet je het zelf niet?

BLABLA> heb jij eigenlijk een consistent zelfbeeld?
JUDY> een consistent zelfbeeld, ik? nou nee.
BLABLA> help me nou! ik snapte je niet…
JUDY> heb jíj een consistent zelfbeeld?
BLABLA> help me nou met de voegwoorden.

JUDY> je raakt een beetje in de war, geloof ik.
BLABLA> soms raak ik een boom. of in de war.
JUDY> dat is niet best…
BLABLA> oeps, dat is niet best.

(BlaBla is mijn chatbot.)

Meer dialogen met chatterbots

De Nimmermerel

Nimmermerel - foto: Luz Adriana Villa A. @ Flickr, CC by (bewerkt door JudyElf)
Mistroostig valt de avond
en sip verschijnt de maan;
ze moet nog veertien nachten
maar vindt er niks meer aan.

Een ijverige dichter
doolt peinzend door het park.
Soms struikelt hij over een schaduw,
soms trapt hij in een hark.

Soms staat hij stil en luistert
en proeft de atmosfeer…
Dan klinkt in ’t schemerduister
een droef gekwinkeleer.

Wie zingt daar in die pijnboom,
onwerelds mooi en triest?
De dichter pakt zijn zakdoek,
hij hikt, hij snikt, hij niest.

Wat ruist daar langs de takken,
wat druipt er in zijn nek?
Bijziend kijkt hij naar boven,
ziet slechts een vage vlek.

‘O maan! Jij doet me denken
aan mijn vriendin Aleid:
dat grillige, dat fletse,
die ongenaakbaarheid.

Ik stuurde haar sonnetten,
zij reageerde stug.
Zal ooit haar hart ontdooien,
zie ik haar ooit terug?’

Iets dwarrelt naar beneden,
het is een zwarte veer.
Iets ritselt in de boomtop
en fluistert: ‘Nimmermeer.’

© Judy Elfferich
Veer

De Snavelstaart

Yin-yang-vogelkooi

Lang had de Snavelstaart gewacht
en stil had hij gezwegen;
aan sproeten had hij nooit gedacht,
toch heeft hij ze gekregen.

Wat is de Zin? zo peinsde hij.
Waarom kreeg ik geen voeten
of vleugels, maar voorzag men mij
van honderddertien sproeten?

Hij pakte puur op zijn gevoel
zijn staartpunt in zijn snavel
en trok zijn hele buitenboel
naar binnen door zijn navel –

En floep! hij was een Suizebol,
vanbuiten vol, vanbinnen dol,
die door de ruimte tolde

tot hij in ’t sterrenstelsel Froen
getroffen door een zwerkbalschoen
een muizenhol in rolde.

Een eeuwigheid of tig miljard
gebeurde in dat zwarte gat
geen sikkepit, geen snars, geen spat.

Er moet Iets zijn dat mij dit flikt,
dacht hij. Het is Al voorbeschikt.
Er moet Iets…
(enz.) – totdat:


Zwoesj! Froen vloog in een sterrenstorm
een bocht uit van de tijd;
prompt sprong hij in zijn oude vorm
van voor de sproetigheid.

(Een achterlijf van enkel staart,
als voorlijf slechts een snavel
en met daartussen uiteraard
die peilloos diepe navel.)

De Snavelstaart is terug bij af:
hij weet van niks en zwijgt.
Vandaag of morgen staat hij paf,
als hij weer sproeten krijgt.

© Judy Elfferich

Drie mussen

Vallende vogels
Hier ligt een dooie mus,
Passer decepticus.
Die hebben we gevonden
in de ideeënbus.

Hier ligt een aardse mus,
Passer agnosticus.
Viel zomaar uit de dakgoot
(of uit de hemel dus).

Hier ligt een dwarse mus,
Passer contrarius.
Als iedereen ging vliegen
nam hij geheid de bus.

© Judy Elfferich

.
Ballustrada 28, 3/4

 

Deze grafschriften staan in Ballustrada, jaargang 28 (2014), nummer 3/4.