De Schrikkelspork

.
Kijk, daar komt de Schrikkelspork.
(Achterneefje van de Uffel,
weggemoffeld bastaardbroertje
van de welbekende Knork.)

Veertienhonderdzestig dagen
hoefde je hem niks te vragen,
veertienhonderdzestig nachten
sliep hij diep, zonder gedachten.

Doch welingelichte kringen
melden dat de Haas gaat springen,
dus ontwaakt de Schrikkelspork
met een kriegelige snork.

(Liever was hij blijven knorren,
want hij sukkelt zo met jicht
en het jeukt weer schrikkelbarend
in zijn ene tijdsgewricht.)

Oei, hij hinkelt en hij hompelt
met zijn manke achterbeen;
kijk toch hoe hij aldoor struikelt
over zijn reserveteen…

Snapt hij wat er aan de hand is?
Is hij nog op tijd erbij?
Horen we de Haas al hijgen?
Strakke eindspurt – Ja! Buut vrij!

‘Joechei!’ jubelt de Uffel,
geëchood door de Knork.
‘Die hebben we weer binnen
door ónze Schrikkelspork!’

Maar hijzelf duikt in zijn duffel,
toffelt zwijgend naar zijn hol.
Eer de Maartse Haas geland is
koffert hij zijn knikkebol.

© Judy Elfferich