Driekoningenavond op Nova Zembla, in 1597 (uit het dagboek van Gerrit de Veer):
Na het zware werk van die dag bedachten we ons dat het Driekoningen moest zijn.
We vroegen de schipper toestemming om het feest te vieren, om ons treurig bestaan wat op te fleuren. We leverden allemaal een deel van ons wijnrantsoen in. Er was nog twee pond meel, eigenlijk bedoeld als stijfsel voor de kardoezen, waar we met olie pannekoeken van bakten. We namen elk een wittebroodsbeschuit van ons rantsoen en sopten dat in de wijn.
We hadden zo’n plezier, dat we ons verbeeldden bij onze vrienden in Nederland te zijn; het eten smaakte ons zo goed als de heerlijkste maaltijd thuis. We hadden ook briefjes uitgedeeld en onze konstabel was Koning van Nova Zembla; een land van 200 mijl lang, gelegen tussen twee zeeën.