Aan elkaar

krabbels, illustratie © Job van Gelder (fragment)
fragment illustratie DICHTER. | © Job van Gelder

Mijn zusje vraagt: ‘Hoe was het daar,
je allereerste dag op school?
En wat heb je geleerd?’

‘Nou, schrijven’, zeg ik. ‘Aan elkaar!
Zal ik het laten zien?’
Met lussen en met krullen
schrijf ik vijf blaadjes vol.

Ze zegt: ‘Niet waar, ik heb je door:
je hebt maar wat gezegd,
je kan het nog niet echt.’

Ik zeg van wel, ga supersnel
weer nieuwe blaadjes vullen,
ben al bij blaadje tien.

Ze trekt aan blaadje zeven
en roept: ‘Hou op nou, stop
en lees het aan me voor!’

Ik zeg: ‘Ahum, waar is mijn gum?
Er ging een lettertje verkeerd.
Eh, ik kan nog niet lezen, nee,
dat leren we pas op dag twee.’

Ze zegt: ‘Geef hier, al dat papier.
Ik lees het zelf wel even.’
En hopla, ze leest alles op
wat ik heb opgeschreven.

En het verhaal klopt helemaal,
zelfs met de blaadjes op hun kop.

© Judy Elfferich

.
DICHTER.-special ‘Tem de tekens’

 

Dit gedicht staat in de DICHTER.-special ‘Tem de tekens’.

 

 

Apenlied

.
Apenlied, illustratie © Jesse Strikwerda

Hoor, jungle, hoor!
Hier krijst het Apenkoor,
de ruige Rimboeband
die barst van het talent.

Wij zijn het allerbest
in takkeherrie maken,
getreiter en gepest
met noten die je raken.

Gekruip, gesluip, gefluister,
dat maakt ons apeziek.
Kom jungledieren, luister!
We snakken naar publiek.

We drammen en drummen,
we brullen en brallen.
We gymmen en klimmen,
nooit zullen we vallen.

Wij zijn de superknappen,
een wonder der natuur.
En met de beste grappen:
je schrikt je ’t apezuur.

Beer, wolven en panter
zijn allemaal watjes
maar wij zijn wel anders.
Nee, wij zijn geen schatjes.

We komen Mowgli roven,
we nemen Mowgli mee
en sleuren hem naar boven.
Een apeslim idee!

Hij moet ons even leren
om boomhutten te bouwen.
(Wij houden van proberen
maar niet zo van onthouden.)

Dan komt hij bij ons wonen
en in zo’n boomhut slapen.
Dan gaan we Mowgli kronen
tot koning van de apen,

al heeft hij maar twee handen
en elk van ons wel vier.
Die sukkels roepen schande
maar dat boeit ons geen zier.

We springen en we swingen
en spelen luchtgitaar;
hier in de hoogste kringen
dreigt bijna nooit gevaar.

Toch – elk van ons is bang
dat langzaam van beneden
ooit negen meter slang
een boom in komt gegleden.

Dus hangen alle apen
bij plotseling gesis
meteen op apegapen:
als Kaa komt, is het mis.

Een keer zal hij ons krijgen…
zijn trage hongerdans
brengt iedereen tot zwijgen,
brengt iedereen in trance.

Hoor, jungle, hoor!
Dan wordt het Apenkoor
doodkalm, zonder poeha
gesmoord door Kaa.

© Judy Elfferich

.
Jungle-BoekieBoekie

 

Dit gedicht staat in Jungle Boekie­Boekie (jaarboek 2017).