De tijd vliegt

.
Derde inzending voor de animatiewedstrijd GIF IT UP:

Time flies - animatie: JudyElf, CC by-sa
Allebei keken ze naar de sterren: Nobuko Watanabe in 1995, Christianus Prolianus in 1478. Ik heb goud van hemellichamen uit Prolianus’ Astronomia verwerkt in de (via Europeana gevonden) tekening van Watanabe.

GIF IT UP 2017

Update 27-11-2017:
★  Deze gifanimatie zit bij de winnaars! Bekijk ze allemaal: bit.ly/GIFITUP2017-winnaars.  ★

Dus we gaan niet meer uit dwalen

Lord Byron op zijn sterfbed, door Joseph Odevaere

Dus we gaan niet meer uit dwalen
tot in de late nacht,
ook al blijft het hart aanhalig
en vertoont de maan haar lach.

Want het zwaard verslijt zijn schede
en de ziel verslijt de bast,
en het hart raakt moegestreden
en liefde zelf wordt last.

Ook al stemt de nacht aanhalig
en kraait veel te vroeg de haan,
we gaan toch niet meer uit dwalen
bij het licht van de maan.

Lord Byron (1788-1824) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Het oorspronkelijke gedicht:
.

SO WE’LL GO NO MORE A-ROVING

So we’ll go no more a-roving
So late into the night,
Though the heart be still as loving
And the moon be still as bright.

For the sword outwears its sheath,
And the soul wears out the breast,
And the heart must pause to breathe,
And Love itself have rest.

Though the night was made for loving,
And the day returns too soon,
Yet we’ll go no more a-roving
By the light of the moon.

De Nimmermerel

Nimmermerel - foto: Luz Adriana Villa A. @ Flickr, CC by (bewerkt door JudyElf)
Mistroostig valt de avond
en sip verschijnt de maan;
ze moet nog veertien nachten
maar vindt er niks meer aan.

Een ijverige dichter
doolt peinzend door het park.
Soms struikelt hij over een schaduw,
soms trapt hij in een hark.

Soms staat hij stil en luistert
en proeft de atmosfeer…
Dan klinkt in ’t schemerduister
een droef gekwinkeleer.

Wie zingt daar in die pijnboom,
onwerelds mooi en triest?
De dichter pakt zijn zakdoek,
hij hikt, hij snikt, hij niest.

Wat ruist daar langs de takken,
wat druipt er in zijn nek?
Bijziend kijkt hij naar boven,
ziet slechts een vage vlek.

‘O maan! Jij doet me denken
aan mijn vriendin Aleid:
dat grillige, dat fletse,
die ongenaakbaarheid.

Ik stuurde haar sonnetten,
zij reageerde stug.
Zal ooit haar hart ontdooien,
zie ik haar ooit terug?’

Iets dwarrelt naar beneden,
het is een zwarte veer.
Iets ritselt in de boomtop
en fluistert: ‘Nimmermeer.’

© Judy Elfferich
Veer

‘Let it be dark’ – and it was dark

.
Ivy moon is een contragedicht van John Siddique bij het begin van het bijbel­boek Genesis (en dat van het Johannes-evangelie). Je hoort de stem van de dichter zelf. Beeld: Dania Strong, muziek: Katie Chatburn.

Genesis 1, John 1 (King James-vertaling)
Genesis 1, Johannes 1 (Statenvertaling)
Over contragedichten/contravormen

De Relikwibus

Paul Klee, Der Goldfisch (fragment)
De Relikwibus heeft een steen,
die ligt op zijn balkon.
Daar hinkelt hij driemaal omheen
bij ’t opgaan van de zon.
God weet wat hem te wachten staat
als hij dat een keer overslaat.

De Relikwibus eet beschuit
met muisjes als ontbijt.
Per kleur telt hij die muisjes uit
voor alle zekerheid.
Een uitgebalanceerd dieet
voorkomt onnoemelijk veel leed.

De Relikwibus heeft een vis
die rondzwemt in een kom.
Zolang de toestand gunstig is
maakt die zijn bocht linksom.
Maar draait hij naar de andere kant,
dan is er vast iets aan de hand.

De Relikwibus draagt een pet
die ooit de Sint hem gaf.
Hij heeft hem destijds opgezet
en zet hem nooit meer af.
Waait hij ooit weg of raakt hij zoek,
dan komt dat in het Grote Boek.

De Relikwibus heeft een baard
(naar voorbeeld van zijn pa)
waarin hij spiekbriefjes bewaart
met Dag en O en Tja.
Die antwoorden zijn altijd goed
als hij op straat iemand ontmoet.

Eens moet de Relikwibus gaan,
dan hinkelt hij naar zee
en bij het schijnsel van de maan
breekt hij zijn steen in twee.
Hij eet nog eenmaal een beschuit
en wuift zijn vis het zeegat uit.

Zijn pet heeft hij voor ’t laatst bewaard.
Hij mikt, hij slikt en staart hem na.
Hij frummelt even aan zijn baard
en zegt dan: ‘Tja.’

© Judy Elfferich

Hallo andere wereld!

Hallo - foto: QbiT @ Flickr, CC by-nc-sa (bewerkt door JudyElf)

HALLO

Hé jij daar aan de overkant,
op welke verre ster
kijk jij vannacht naar buiten?

Zie je die ene gele zon?
De hele wereld waar ik woon
die draait daar om, die draait
daar jaar na jaar omheen.

Ik ben een dier met kleren aan,
met twijfels in mijn tenen
probeersels in mijn vingers
verzinsels in mijn hersenpan.

Een engel zonder vleugels.
Daar zijn er hier miljarden van
maar helemaal hetzelfde
als ik is er geeneen.

We blazen woordenbellen
die alles doorvertellen
heel onze wereld rond.

En kijk, een witte maan
hangt aldoor om ons heen,
die knipoogt kiekeboe
die kleedt zich uit en aan
die speelt met onze zee.

We sprongen naar haar toe,
zo ver zijn we gegaan.
Maar naar een andere ster?
Een duizelig idee.

Hé jij daar aan de overkant!
Ik zwaai naar jou, ik zwaai
dus ben je niet alleen.

© Judy Elfferich

.
Dit gedicht staat in Er zit een feest in mij, Querido’s Poëziespektakel 5.