Leo Vroman ✝

.
DE TIJGER EN DE HARINGSLA

Een tijger zat een haringsla
met boze plannen achterna.

De haringsla was vlug ter been:
het oerwoud stormde door haar heen.

Zij scheerde laag langs gras en paden:
zij was een van de snelste sladen.

Augurkjeskruim en zachte graten
moest zij van het rennen laten.

Het engst waren de stukjes biet.
De tijger snoof maar wou die niet.

Wel verloor hij zo zijn tijd.
Hij was haar dan ook spoedig kwijt.

Wat nog van haar over was
zat uit te puffen in het gras.

Alleen haar haring bleef bestaan.
Maar daar komt alles toch op aan?

Moraal:
Gevaar en vreselijke ervaring
verheffen ons tot pure haring.

Leo Vroman (1915-2014)
Uit: Fabels (1962)