Geloofwaardig

Geloofwaardig (gemaakt van tekeningen door Edward Lear) - animatie: JudyElf, CC by-nc-sa

Geloof jij in de liefde?
Geloof je in het lot?
Geloof je in diëten?
Geloof je in een god?

Geloof jij in een weerwolf,
een eenhoorn of een elf?
Geloof je in kabouters?
Geloof je in jezelf?

Geloof jij in het toeval?
Geloof je in het kwaad?
Geloof je wat op Insta
of in de sterren staat?

Geloof jij dat er leven is
op andere planeten?
Geloof je dat er dingen zijn
die wij niet kunnen weten?

Geloof jij in de toekomst?
Geloof je in het geld?
Geloof je zomaar alles
wat iemand je vertelt?

Mij maak je heus niks wijs.
Alleen een ijzersterk verhaal
geloof ik altijd – even – helemaal.

© Judy Elfferich

Over suspension of disbelief

.
DICHTER. 20, ‘Geloof’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 20, ‘Geloof’.

 

 

De Warbels

(The Jumblies)

The Jumblies, getekend door Edward Lear zelf

I
Ze gingen naar zee in een zeef, jawel,
in een zeef al naar de zee.
Hun vrienden vonden ’t ondoordacht
maar bij winters weer en bij windkracht acht
gingen zij in een zeef naar zee!
En toen de zeef aan ’t tollen sloeg
en iedereen riep: ‘Nu is ’t genoeg!’
riepen zij: ‘Goed, groot is hij niet,
maar dat maakt ons geen sikkepit uit, geen biet!
In een zeef gaan wij naar zee!’
    Wie weet waar, wie weet waar
    toch het volk van de Warbels leeft?
    Hun handen zijn blauw, groen is hun haar
    en ze gingen naar zee in een zeef.

II
Ze zeilden weg in een zeef, jawel,
in een zeef, heel enthousiast.
Door stormwinden voortgejaagd, mijl na mijl,
met enkel een grasgroene sjaal als zeil
en een pijp bij wijze van mast.
En iedereen zei, die hen zag gaan:
‘O hemeltjelief, ze gaan eraan!
Want de reis is lang en pikzwart is het zwerk,
zo’n zeefvaart is echt onbegonnen werk:
o hou je hart toch vast!’
    Wie weet waar, wie weet waar
    toch het volk van de Warbels leeft?
    Hun handen zijn blauw, groen is hun haar
    en ze gingen naar zee in een zeef.

III
Het water liep gauw erin, jawel,
het water liep gauw erin.
Dus ze vouwden roze vloeipapier
om hun voeten, keurig en zonder kier,
en dat speldden ze vast aan hun kin.
En ze sliepen ’s nachts in een pot van steen,
‘Wat slim hè?’ zeiden ze een voor een.
‘Hoe lang ook de reis en hoe zwart het zwerk,
dat de zeefvaart slecht afloopt dat lijkt ons sterk…

Lees verder

Edward Lear (1812-1888) | © vertaling: Judy Elfferich