Schollevaar

aalscholver - foto: Jim Whitaker @ Flickr, CC by-nd

Schollevaar, wat sta je daar
op die paal, onafgebroken,
met je vleugels wijd gespreid?

Kom je ons hypnotiseren,
levend standbeeld, kormoraan?
Kom je onheil profeteren,
zwarte engel, dominee?

Hang je aan de lucht genageld
na je laatste avondmaal,
welbekende martelaar?

Regel je het grensverkeer
tussen land en lucht en water,
strenge wachter, douanier?

Gluur je in de dieperik,
totemvogel, vissenschrik?
Heb je scholen toegesproken,
vrachten zilver opgedoken?

Eb wordt vloed en vroeger later;
op de roltong van de zee
telkens weer een nieuw verhaal.

En jij staat daar, staat daar maar,
vogel uit vervlogen tijd,
schollevaar.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’.

 

 

Vandaag werd ik verrast met deze Franstalige versie:

.
CORMORAN

Cormoran, que fais-tu là,
haut perché et immobile,
tes grandes ailes déployées ?

Tu veux nous hypnotiser,
sans bouger, corbeau pêcheur ?
Tu veux nous porter malheur,
ange noir, prédicateur ?

Tu serais cloué au ciel,
à la croix après la cène,
toi, martyr si renommé ?

Tu surveilles tout va-et-vient
sur la terre, dans l’eau, dans l’air,
douanier, gardien sévère ?

Tu scrutes l’eau en profondeur,
totem noir, oiseau terreur ?
Tu t’adresses aux bancs de truites
pour les avaler ensuite ?

Marée haute suit marée basse ;
le passé devient futur
et la mer roule ses récits.

Toi, tu restes là, perché,
droit et fier, oiseau d’antan,
cormoran.

© vertaling: Jan Robert Braat

Met dank aan Jan Robert Braat (klik) voor zijn toestemming om de vertaling hier te posten.

Chinees liedje in Europa

voor mijn petekind Isabel Clara

Xavier Nogués, waaier ‘El amor’ - website Museu Nacional d’Art de Catalunya, Barcelona (www.museunacional.cat), CC by-nc-sa
[Klik op plaatje voor vergroting]

Meisje met waaier
loopt over brug heen
hoog boven koelte
van stromend water.

Heren in jasjes
staan vanaf oever
brug zonder leuning
te bestuderen.

Meisje met waaier
en jurk met stroken
wil iemand vinden
om mee te trouwen.

Maar alle heren
hebben al vrouwen
met blonde haren
en bleke woorden.

Zingende krekels
ergens in ’t westen.

(Meisje loopt verder
door groene weide.)

Zingende krekels
ginds onder bloemen.

(Heren verdwijnen
richting het noorden.)

Federico García Lorca (1898-1936) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Nominatie Nederland Vertaalt 2023.
Alle genomineerde vertalingen S-N: klik.
Mijn eveneens genomineerde vertaling D-N werd bekroond: klik.

.

De oorspronkelijke tekst:
.

CANCIÓN CHINA EN EUROPA
A mi ahijada Isabel Clara

La señorita
del abanico
va por el puente
del fresco río.

Los caballeros
con sus levitas
miran el puente
sin barandillas.

La señorita
del abanico
y los volantes
busca marido.

Los caballeros
están casados
con altas rubias
de idioma blanco.

Los grillos cantan
por el Oeste.

(La señorita
va por lo verde.)

Los grillos cantan
bajo las flores.

(Los caballeros
van por el Norte.)

(uit: Canciones infantiles, 1921)

Berlijn Verlicht

Brecht & Weill, Berlin im Licht-song (fragment bladmuziek)
[Klik op plaatje voor vergroting]

Al is de zon misschien
fijn voor een wandelaar –
wie echt de stad Berlijn wil zíen
zet massa’s lampen klaar.
Dit is geen lief rustig plaatsje,
dit is een flink grote stad.
En zie je daar alles graag helemaal,
dan kost dat behoorlijk wat watt.
Nou wat dan? Nou wat dan?
Wat is dat voor een stad dan?

Aan met dat licht,
dan zie je of er wat te zien is.
Aan met dat licht
en monden even dicht.
Aan met dat licht
en laten we dan maar eens kijken
of dat nou echt wat is: Berlijn Verlicht.

Bertolt Brecht (1898-1956) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Bekroning Nederland Vertaalt 2023.
Alle genomineerde vertalingen D-N: klik.

.

De oorspronkelijke tekst:
.

BERLIN IM LICHT

Und zum Spazierengehn
genügt das Sonnenlicht.
Doch um die Stadt Berlin zu sehn,
genügt die Sonne nicht,
das ist kein lauschiges Plätzchen,
das ist ’ne ziemliche Stadt.
Damit man da alles gut sehen kann,
da braucht man schon einige Watt.
Na wat denn? Na wat denn?
Was ist das für ’ne Stadt denn?

Komm, mach mal Licht,
damit man sehn kann, ob was da ist,
komm, mach mal Licht,
und rede nun mal nicht.
Komm, mach mal Licht,
dann wollen wir doch auch mal sehen,
ob da ’ne Sache ist: Berlin im Licht.

.

Uitvoering door Heinz Karl Gruber en Daniel Barenboim
Over het festival Berlin im Licht (1928)

Zeepaardje

zeepaardje - uit: ‘Insecta et animalia coloribus ad vivum picta, anno 1656 et sequentibus: opus magnificentissimum et unicum, nobilissimus dominus Henricus d’Acquet, civitatis Delfensis senator ac consul, ad exemplaria naturalia summo studio ultra quinguaginta annos ex universis terrarum oris quaesita et in sua collectione conservate pingere curavit’, Delft 1708. UB Leiden, RF-281, fol. 23; CC by (bewerkt door JudyElf)

Toen ik nog een zeepaardje was,
in mijn vorige leven,
hing ik, super in m’n sas,
onder water te zweven.
In de dromende zeeën
wiegde weldadig het haar
van de fraaiste der zeemerrie-feeën,
en zij was mijn liefje daar.
We deinden, elkaar weerspiegelend,
dansten, balansten om elkaar heen
zonder arm, zonder hand, zonder been,
zoals wolken in wolken wiegelen.
Soms riep ze: ‘Kom, spelen we krijgertje!’
en zwom koket weg in galop;
zo heeft ze me onder een steigertje
ooit es eitjes toegestopt.
Ze deed verrukt, leek een bleke pierrot,
hapte naar een watervlo
en krulde zich gauw
vast aan een stengel en zei toen: Hallo,
ik hou van jou!
Jij die geen vijg poept, die niet briest,
jij die je saai in maliën kleedt,
met je gezicht zo oud en triest
alsof je weet van komend leed.
Zeejuffer! Wierlantijn! Krinkelnat!
Wanneer was dat?
En wie zal later treuren als ik niks ben dan knoken?
Ik voel iets zilts in mijn ogen schrijnen –
Lollo heeft het verdroogde, kleine
van pijn verkromde zeepaard gebroken.

Joachim Ringelnatz (1883-1934) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Inzending Nederland Vertaalt 2020, niet genomineerd. De genomineerde vertalingen D-N: klik.
IJ-blues, mijn inzending voor de extra mini-vertaalwedstrijd (F-N), werd bekroond: klik.
.

De oorspronkelijke tekst:
.

SEEPFERDCHEN

Als ich noch ein Seepferdchen war,
Im vorigen Leben,
Wie war das wonnig, wunderbar
Unter Wasser zu schweben.
In den träumenden Fluten
Wogte, wie Güte, das Haar
Der zierlichsten aller Seestuten,
Die meine Geliebte war.
Wir senkten uns still oder stiegen,
Tanzten harmonisch umeinand,
Ohne Arm, ohne Bein, ohne Hand,
Wie Wolken sich in Wolken wiegen.
Sie spielte manchmal graziöses Entfliehn,
Auf daß ich ihr folge, sie hasche,
Und legte mir einmal im Ansichziehn
Eierchen in die Tasche.
Sie blickte traurig und stellte sich froh,
Schnappte nach einem Wasserfloh,
Und ringelte sich
An einem Stengelchen fest und sprach so:
Ich liebe dich!
Du wieherst nicht, du äpfelst nicht,
Du trägst ein farbloses Panzerkleid
Und hast ein bekümmertes altes Gesicht,
Als wüßtest du um kommendes Leid.
Seestütchen! Schnörkelchen! Ringelnaß!
Wann war wohl das?
Und wer bedauert wohl später meine restlichen Knochen?
Es ist beinahe so, daß ich weine –
Lollo hat das vertrocknete, kleine
Schmerzverkrümmte Seepferd zerbrochen.

IJ-blues

verdronken fiets - foto: Stuart Crawford @ Flickr, CC by-nc-nd

Op de bodem van ’t IJ ligt een bootje dat zonk,
en roestige wapens en geld en juwelen.
Op de bodem van ’t IJ ligt een mens die verdronk,
op de bodem van ’t IJ ligt leed van zovelen.

Op de bodem van ’t IJ voeden derrie en drab
een daar in de diepte gedijend gewas.
Naar de bodem van ’t IJ voert de uiterste stap
van mensen wier levenspijn nimmer genas.

Langs stenen in ’t slik glippen grauwe beesten,
uit een rioolpijp welt smurrie en gif.
Een ring, toen het uitging wild weggesmeten,
een afgerukt been uit de schroef van een schip.

En een naamloos kind, uit de schoot verstoten;
onwelkom, verwenst, moest het maar weg.
Wat Amsterdam uitkotst in zijn goten,
op de bodem van ’t IJ komt het terecht.

O barmhartig IJ, jij legt lijken te slapen
in een bedje met lakens geweven van slijk.
Vullisrivier zonder boei of haven,
jij wiegt ons van veerpont tot dodenrijk.

Ontvang de schooiers, ontvang de meiden,
ontvang de zuiplap, ontvang de gek;
laat al hun gesnik met je slaapliedje deinen,
en breng dan hun ziel tot rust in je drek.

Op de bodem van ’t IJ ligt een bootje dat zonk,
en roestige wapens en geld en juwelen.
Op de bodem van ’t IJ ligt een mens die verdronk,
op de bodem van ’t IJ ligt leed van zovelen.

Maurice Magre (1877-1941) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Bekroning mini-vertaalwedstrijd Nederland Vertaalt 2020.
☆  Dit is een verbeterde versie (regel 5 + 7 aangepast).
Ook bekroond: de vertaling van Oda Visser en die van Harriet Westrate.

.

De oorspronkelijke tekst:
.

COMPLAINTE DE LA SEINE
(in 1934 op muziek gezet door Kurt Weill)

Au fond de la Seine, il y a de l’or,
Des bateaux rouillés, des bijoux, des armes…
Au fond de la Seine, il y a des morts…
Au fond de la Seine, il y a des larmes…

Au fond de la Seine, il y a des fleurs
De vase et de boue, elles sont nourries…
Au fond de la Seine, il y a des cœurs
Qui souffrirent trop pour vivre la vie.

Et puis les cailloux et des bêtes grises…
L’âme des égouts soufflant des poisons…
Les anneaux jetés par des incomprises,
Des pieds qu’une hélice a coupés du tronc…

Et les fruits maudits des ventres stériles,
Les blancs avortés que nul n’aima,
Les vomissements de la grande ville,
Au fond de la Seine il y a cela.

Ô Seine clémente où vont des cadavres
Au lit dont les draps sont faits de limon.
Fleuve des déchets, sans fanal ni havre,
Chanteuse berçant la morgue et les ponts.

Accueill’ le pauvre, accueill’ la femme,
Accueill’ l’ivrogne, accueill’ le fou,
Mêle leurs sanglots au bruit de tes lames
Et porte leurs cœurs parmi les cailloux.

Au fond de la Seine, il y a de l’or,
Des bateaux rouillés, des bijoux, des armes…
Au fond de la Seine, il y a des morts…
Au fond de la Seine, il y a des larmes…

Einde van de wereld

aangewaaide hoeden bij spoorweg

Van ’t brave-burger-punthoofd vliegt de hoed,
door alle luchten echoot ach en wee,
dakdekkers storten neer, finaal in twee,
en aan de kusten – leest men – stijgt de vloed.

Daar is de storm al, en de oerzee huppelt
aan land om dikke dijken plat te drukken.
Uit mensenneuzen komt veel snot gedruppeld.
De treinen vallen van de viaducten.

Jakob van Hoddis (1887-1942) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Het oorspronkelijke gedicht: Weltende
Over Jakob van Hoddis (Engels)
Over het expressionisme in de poëzie

Loch Lomond

Loch Lomond vanaf Tarbet Pier - foto: Stephen Sweeney @ Wikimedia Commons, CC by-sa

Die glooiende oevers, dat glooiende land
waar de zon weerkaatst in Loch Lomond,
wat kwamen wij twee daar vaak samen, lieve schat,
in het glooiend, glooiend land rond Loch Lomond.

Nu jouw pad omhoog voert en mijn pad omlaag voert
zal ik straks in Schotland zijn vóór jou;
toch komen wij twee nooit meer samen, lieve schat,
in het glooiend, glooiend land rond Loch Lomond.

We zeiden vaarwel in dat donkere dal
aan de steilste kant van Ben Lomond,
de nacht kwam eraan en zacht bescheen de maan
al het paars van het heuvelig hoogland.

Nu jouw pad omhoog voert en mijn pad omlaag voert
zal ik straks in Schotland zijn vóór jou;
toch komen wij twee nooit meer samen, lieve schat,
in het glooiend, glooiend land rond Loch Lomond.

Elk vogeltje fluit en elk bloempje komt uit,
in de zon ligt het water te dromen.
Ook al eindigt ooit voor jou misschien de tijd van rouw,
voor je hart zal geen lente meer komen.

Nu jouw pad pad omhoog voert en mijn pad omlaag voert
zal ik straks in Schotland zijn vóór jou;
toch komen wij twee nooit meer samen, lieve schat,
in het glooiend, glooiend land rond Loch Lomond.

Schots volksliedje | © vertaling: Judy Elfferich
.

De oorspronkelijke tekst:
.

LOCH LOMOND

By yon bonnie banks and by yon bonnie braes,
where the sun shines bright on Loch Lomond,
where me and my true love were ever wont to gae,
on the bonnie, bonnie banks o’ Loch Lomond.

O ye’ll tak’ the high road, and I’ll tak’ the low road,
and I’ll be in Scotland afore ye,
but me and my true love will never meet again,
on the bonnie, bonnie banks o’ Loch Lomond.

I mind where we parted, in yon shady glen,
on the steep, steep side of Ben Lomond,
where in purple hues the hielan hills we viewed,
and the moon coming out in the gloaming.

O ye’ll tak’ the high road, and I’ll tak’ the low road,
and I’ll be in Scotland afore ye,
but me and my true love will never meet again,
on the bonnie, bonnie banks o’ Loch Lomond.

The wee birdies sing and the wild flowers spring,
and in sunshine the waters lie sleeping.
But the broken heart it kens nae second spring again,
tho’ the waeful may cease frae their grieving.

O ye’ll tak’ the high road, and I’ll tak’ the low road,
and I’ll be in Scotland afore ye,
but me and my true love will never meet again,
on the bonnie, bonnie banks o’ Loch Lomond.

.

De veer

.
Een veertje zweefde over land;
een nijlpaard soesde in het zand.

De veer zei: ‘Als ik die eens wek?’
Ze hield graag anderen voor de gek.

Ze liet zich op het nijlpaard neer
en kietelde zijn dikke leer.

Het nijlpaard opende zijn tater
en barstte uit in luid geschater.

Joachim Ringelnatz (1883-1934) | © vertaling: Judy Elfferich

.

Kleianimatie: Cornelia Anders.

.
Het oorspronkelijke gedicht: Die Feder
Over Joachim Ringelnatz

Gebed

regio’s van de UK Shipping Forecast (BBC Radio 4) - kaart: Emoscopes @ Wikimedia Commons, CC by-sa (bewerkt door JudyElf)

De dagen dat, al kunnen we niet bidden,
gebed zichzelf uitspreekt. En iemand kijkt
op uit haar zeef-van-handen, naar de hymne
die een boom zingt, iets haar zomaar aangereikt.

De nachten dat, al zijn we niet gelovig,
waarheid ons hart besluipt, zo’n steek van pijn;
en iemand staat stokstijf als een langsgestoven
verre trein zijn jeugd opdreunt in schools Latijn.

Bid nu voor ons. Een kostganger bij ’t raam
hoort troostende piano-oefeningen.
Dan schemer, iemand roept een kindernaam
als ware het wanhopig handenwringen.

Donkerte buiten. Binnen ’t radiogebed –
Malin. Dogger. Finisterre. Fastnet.

Carol Ann Duffy (1955) | © vertaling: Judy Elfferich
.

Inzending Nederland Vertaalt 2020, niet genomineerd.
De genomineerde vertalingen E-N: klik.

.

De oorspronkelijke tekst:
.

PRAYER

Some days, although we cannot pray, a prayer
utters itself. So, a woman will lift
her head from the sieve of her hands and stare
at the minims sung by a tree, a sudden gift.

Some nights, although we are faithless, the truth
enters our hearts, that small familiar pain;
then a man will stand stock-still, hearing his youth
in the distant Latin chanting of a train.

Pray for us now. Grade 1 piano scales
console the lodger looking out across
a Midlands town. Then dusk, and someone calls
a child’s name as though they named their loss.

Darkness outside. Inside, the radio’s prayer –
Rockall. Malin. Dogger. Finisterre.

Volle maan…

Volle maan was ’t, aardedonker,
groen en sneeuwbedekt het veld,
toen een trage wagen ronkend
om het hoekje kwam gesneld.

Passagiers stonden te zitten,
zwijgend in gesprek verdiept,
toen een net verdronken kitten
schaatsend op een zandbank liep.

En de wagen spurtte verder,
terug naar verre heuveltop.
Boven wond een Duitse herder
juist de torenklokken op.

Overal een diep, diep zwijgen
en met vreselijk gekraak
speelden tussen graspol-twijgen
twee kamelen muisstil schaak.

Op een bank van rode planken,
pas nog blauwgeschilderd, zat
blij een blonde knul te janken
die raafzwarte krullen had.

Naast hem een gerimpeld besje,
zeventien jaar oud hooguit;
zij besmeerde met een mesje
een verkruimelde beschuit.

Op de appelboom z’n kruintje,
dat de zoetste peren droeg,
hing het laatste lentepruimpje
tussen noten, ruim genoeg.

Van de straten, nat van regen,
stoof veel stof op, grijs en goor.
En een jongen kon niet tegen
zijn bloedheet bevroren oor.

Met zijn handen in zijn zakken
dekte hij zijn ogen toe,
want hij had de schrik te pakken
van de fruitvlaai van de koe.

En twee vissen liepen monter
door het hemelsblauwe graan.
Eindelijk, de zon ging onder
en de grauwe dag brak aan.

(Cats schreef dit gedicht van Vondel
’s morgens in de avondstonde,
toen hij op zijn nachtpot zat
lezend in het ochtendblad.)

Duits leugenvers, schrijver onbekend | © vertaling: Judy Elfferich
.

Het oorspronkelijke vers: Dunkel war’s…, varianten
Over leugenliteratuur