Husselstukje

husselstukje

Nee! Ik ben geen stukje zee.
Zucht… ik ben geen stukje lucht.
En ach, geen wapperende vlag.

Echt, ik ben heel anders blauw.

Ik ben een stukje overal,
een stevig stukje rechtermouw
van iemand in een geitenstal.

1000 stukjes klopte ooit –
maar hier ben ik nu 1001,
daar viel een gat toen ik verdween.

Wie heeft ons door elkaar gegooid?

O, wat is dit hopeloos.
Ik zit in de verkeerde doos.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 30, ‘Speelgoed

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 30, ‘Speelgoed’.

 

 

Een tekening van waar ik woon?

kind met rugzakje

Oké, geef maar een blaadje.
Ik vouw het dubbel, en weer open.

Links teken ik een halve flat
met fietsen op de galerij.
Een zijkamer, een opklapbed,
rugzakje op de kruk ernaast.

Rechts komt een halve boerderij
met tennisbaan en bijgebouw.
Een wei waar paarden lopen,
rugzakje op een paaltje.

En o ja, links vijf cavia’s
en rechts twee hazewinden.

Eh, waar je míj kunt vinden?
Ertussen. Ik woon in de vouw.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 29, ‘Thuis

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 29, ‘Thuis’.

 

 

Huisgenoot

myosotis

Goeienacht!
Ik ben een spook. Aangenaam. Ik woon hier ook.
En langer dan jij.

Sorry, schrik je van mij?
Tja, mijn lach klinkt wat hol en mijn stem klinkt wat bars.
Er zijn er al zoveel van me geschrokken.

Liever was ik al lang geleden vertrokken
maar ik vind maar geen rust, want er zit me iets dwars,
ik heb het geweten maar ben het vergeten:

hoe toch die blauwe bloemetjes heten
die elk jaar bloeien op mijn graf?!
Al eeuwen vraag ik me dat af.

Ik kom er niet op, ik weet het niet!
Grasklokje? Nee, zo heet het niet.
Wacht –

© Judy Elfferich

Hoe smurf je een gedicht?

een gedicht smurfen - illustratie: DALL-E & JudyElf, CC by-nc-sa

Luister met je ogen
Kijk met je neus

Huil met een knipoog
Lach serieus

Duik in het diepe
Klauter op de kant

Mik op de sterren
Val door de mand

Proef met je oren
Tast met je tong

Gooi overhoop
Zonder pardon

Smurf overnieuw
Smurf rigoureus

Vang wat je kan
Zeef wat je zong

© Judy Elfferich

Schollevaar

aalscholver - foto: Jim Whitaker @ Flickr, CC by-nd

Schollevaar, wat sta je daar
op die paal, onafgebroken,
met je vleugels wijd gespreid?

Kom je ons hypnotiseren,
levend standbeeld, kormoraan?
Kom je onheil profeteren,
zwarte engel, dominee?

Hang je aan de lucht genageld
na je laatste avondmaal,
welbekende martelaar?

Regel je het grensverkeer
tussen land en lucht en water,
strenge wachter, douanier?

Gluur je in de dieperik,
totemvogel, vissenschrik?
Heb je scholen toegesproken,
vrachten zilver opgedoken?

Eb wordt vloed en vroeger later;
op de roltong van de zee
telkens weer een nieuw verhaal.

En jij staat daar, staat daar maar,
vogel uit vervlogen tijd,
schollevaar.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 23, ‘De lucht is van de vogels’.

 

 

Vandaag werd ik verrast met deze Franstalige versie:

.
CORMORAN

Cormoran, que fais-tu là,
haut perché et immobile,
tes grandes ailes déployées ?

Tu veux nous hypnotiser,
sans bouger, corbeau pêcheur ?
Tu veux nous porter malheur,
ange noir, prédicateur ?

Tu serais cloué au ciel,
à la croix après la cène,
toi, martyr si renommé ?

Tu surveilles tout va-et-vient
sur la terre, dans l’eau, dans l’air,
douanier, gardien sévère ?

Tu scrutes l’eau en profondeur,
totem noir, oiseau terreur ?
Tu t’adresses aux bancs de truites
pour les avaler ensuite ?

Marée haute suit marée basse ;
le passé devient futur
et la mer roule ses récits.

Toi, tu restes là, perché,
droit et fier, oiseau d’antan,
cormoran.

© vertaling: Jan Robert Braat

Met dank aan Jan Robert Braat (klik) voor zijn toestemming om de vertaling hier te posten.

Modderliedje

spletsj splatsj - illustratie: DALL-E & JudyElf, CC by-nc-sa

Mijn paarse laarzen van rubber
zitten helemaal onder de blubber.

Rondgesprongen, hard gezongen,
spletsj splatsj! gladde modderbaan.
Uitgeglibberd, nat gebibberd.

Klodders op mijn mouwen,
klodders op mijn broek.
Kouwe oren, muts verloren,
wanten zoek.

Droge sokken, krentenbrood.
Warme choco, grote slokken.
Paarse deken, poes op schoot.

Morgen lekker, spletsj splatsj!
mijn laarzen weer aan.

© Judy Elfferich

.
Dwarrelbos. Bundel met herfstversjes

 
Dit gedicht staat in Dwarrel­bos. Bundel met herfst­versjes. Prenten­boeken­Plus, 2023.

 

 

Bedacht

bedacht

Er was eens een heelalletje,
dat had zichzelf bedacht.

‘Waar haal je het vandaan?’
wou ’t Zwarte Gatblad weten.
‘Hoe krijg je ze verzonnen,
al die sterren en planeten?’

‘Het ging met een klein knalletje,
een heel bescheiden scheetje
gewoon maar uit verveling.
Dat gaf een beetje speling
voor wat verbeeldingskracht.’

‘En toen ben je zo uitgedijd.
Hoe pakte je dat aan?’

‘Dat is vanzelf gegaan.
Maar nu is overal altijd
gewemel en gehemel…
Waar ben ik aan begonnen?
Ik wil weer gapend niksen,
ik ga die mikmak fiksen
en word weer niemendalletje.’

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 28, ‘Het heelal

 

Dit gedicht staat in DICHTER. 28, ‘Het heelal’.

 

 

Waarschuwing

Is de zomertijd voorbij,
hoor je ’s avonds op de hei
weer de witte wieven joelen,
vraag dan niet wat ze bedoelen.

Zijn de dagen kort van duur,
zie je rond het blauwe uur
weer de witte wieven zweven,
ren dan, ren dan voor je leven.

Grijpt zo’n wief je bij je haar,
ai, dan blijf je aan haar plakken
en verdwijn je in de mist.

Eeuwig snakkend naar een kist
zul je in de zomp verzakken.

Nooit van huis dus zonder schaar.

© Judy Elfferich

Jij bij mij

.
Verschenen als poëzieposter bij Plint:

Plint-poëzieposter Jij bij mij
[Klik op afbeelding voor meer info | tekst: © Judy Elfferich | beeld: © Grootzus]

.
JIJ BIJ MIJ

De deurknop glundert, blij verrast.
De bel begint te zingen.
De deur knerpt: ‘Toe maar, loop me plat!’
‘Welkom! Welkom!’ blaft de mat.
De kapstok buigt en aait je jas.

Kaarsjes staan in vuur en vlam.
Tulpen wiebelen op hun stelen
en draaien zich naar jou.
Er trilt een snaar van de gitaar:
‘Hee, wil je samen spelen?’

Twee stoelen schuiven naar elkaar.
Twee glazen giebelen in de kast.
‘Hè hè, waar bleef je nou?
We dachten dat je nooit meer kwam…’
verzuchten alle dingen.

© Judy Elfferich

.
DICHTER. 29, ‘Thuis

 

Dit gedicht staat ook in DICHTER. 29, ‘Thuis’.